Vervoeging van bevorzugen
Onbepaalde wijs (infinitief): bevorzugen
Duits
Nederlands
Präsens Indikativ
- ich bevorzuge
- du bevorzugst
- er/sie/es bevorzugt
- wir bevorzugen
- ihr bevorzugt
- sie bevorzugen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik prefereer
- jij prefereert
- hij/zij/het prefereert
- wij prefereren
- jullie prefereren
- zij prefereren
Präteritum Indikativ
- ich bevorzugte
- du bevorzugtest
- er/sie/es bevorzugte
- wir bevorzugten
- ihr bevorzugtet
- sie bevorzugten
Onvoltooid verleden tijd
- ik prefereerde
- jij prefereerde
- hij/zij/het prefereerde
- wij prefereerden
- jullie prefereerden
- zij prefereerden
Perfekt Indikativ
- ich habe bevorzugt
- du hast bevorzugt
- er/sie/es hat bevorzugt
- wir haben bevorzugt
- ihr habt bevorzugt
- sie haben bevorzugt
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geprefereerd
- jij hebt geprefereerd
- hij/zij/het heeft geprefereerd
- wij hebben geprefereerd
- jullie hebben geprefereerd
- zij hebben geprefereerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte bevorzugt
- du hattest bevorzugt
- er/sie/es hatte bevorzugt
- wir hatten bevorzugt
- ihr hattet bevorzugt
- sie hatten bevorzugt
Voltooid verleden tijd
- ik had geprefereerd
- jij had geprefereerd
- hij/zij/het had geprefereerd
- wij hadden geprefereerd
- jullie hadden geprefereerd
- zij hadden geprefereerd
Futur I Indikativ
- ich werde bevorzugen
- du wirst bevorzugen
- er/sie/es wird bevorzugen
- wir werden bevorzugen
- ihr werdet bevorzugen
- sie werden bevorzugen
Toekomende tijd I
- ik zal prefereren
- jij zult prefereren
- hij/zij/het zal prefereren
- wij zullen prefereren
- jullie zullen prefereren
- zij zullen prefereren
Futur II Indikativ
- ich werde bevorzugt haben
- du wirst bevorzugt haben
- er/sie/es wird bevorzugt haben
- wir werden bevorzugt haben
- ihr werdet bevorzugt haben
- sie werden bevorzugt haben
Toekomende tijd II
- ik zal geprefereerd hebben
- jij zult geprefereerd hebben
- hij/zij/het zal geprefereerd hebben
- wij zullen geprefereerd hebben
- jullie zullen geprefereerd hebben
- zij zullen geprefereerd hebben
Futur I Konjunktiv II
- ich würde bevorzugen
- du würdest bevorzugen
- er/sie/es würde bevorzugen
- wir würden bevorzugen
- ihr würdet bevorzugen
- sie würden bevorzugen
Conditionalis I
- ik zou prefereren
- jij zou prefereren
- hij/zij/het zou prefereren
- wij zouden prefereren
- jullie zouden prefereren
- zij zouden prefereren
Futur II Konjunktiv II
- ich würde bevorzugt haben
- du würdest bevorzugt haben
- er/sie/es würde bevorzugt haben
- wir würden bevorzugt haben
- ihr würdet bevorzugt haben
- sie würden bevorzugt haben
Conditionalis II
- ik zou hebben geprefereerd
- jij zou hebben geprefereerd
- hij/zij/het zou hebben geprefereerd
- wij zouden hebben geprefereerd
- jullie zouden hebben geprefereerd
- zij zouden hebben geprefereerd
Imperativ
- du bevorzug(e)
- ihr bevorzugt
Imperatief
- jij prefereer
- jullie prefereert