Vervoeging van einschließen
Onbepaalde wijs (infinitief): einschließen
Duits
Nederlands
Präsens Indikativ
- ich schließe ein
- du schließt ein
- er/sie/es schließt ein
- wir schließen ein
- ihr schließt ein
- sie schließen ein
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bevat
- jij bevat
- hij/zij/het bevat
- wij bevatten
- jullie bevatten
- zij bevatten
Präteritum Indikativ
- ich schloss ein
- du schlossest ein
- er/sie/es schloss ein
- wir schlossen ein
- ihr schlosst ein
- sie schlossen ein
Onvoltooid verleden tijd
- ik bevatte
- jij bevatte
- hij/zij/het bevatte
- wij bevatten
- jullie bevatten
- zij bevatten
Perfekt Indikativ
- ich habe eingeschlossen
- du hast eingeschlossen
- er/sie/es hat eingeschlossen
- wir haben eingeschlossen
- ihr habt eingeschlossen
- sie haben eingeschlossen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bevat
- jij hebt bevat
- hij/zij/het heeft bevat
- wij hebben bevat
- jullie hebben bevat
- zij hebben bevat
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte eingeschlossen
- du hattest eingeschlossen
- er/sie/es hatte eingeschlossen
- wir hatten eingeschlossen
- ihr hattet eingeschlossen
- sie hatten eingeschlossen
Voltooid verleden tijd
- ik had bevat
- jij had bevat
- hij/zij/het had bevat
- wij hadden bevat
- jullie hadden bevat
- zij hadden bevat
Futur I Indikativ
- ich werde einschließen
- du wirst einschließen
- er/sie/es wird einschließen
- wir werden einschließen
- ihr werdet einschließen
- sie werden einschließen
Toekomende tijd I
- ik zal bevatten
- jij zult bevatten
- hij/zij/het zal bevatten
- wij zullen bevatten
- jullie zullen bevatten
- zij zullen bevatten
Futur II Indikativ
- ich werde eingeschlossen haben
- du wirst eingeschlossen haben
- er/sie/es wird eingeschlossen haben
- wir werden eingeschlossen haben
- ihr werdet eingeschlossen haben
- sie werden eingeschlossen haben
Toekomende tijd II
- ik zal bevat hebben
- jij zult bevat hebben
- hij/zij/het zal bevat hebben
- wij zullen bevat hebben
- jullie zullen bevat hebben
- zij zullen bevat hebben
Futur I Konjunktiv II
- ich würde einschließen
- du würdest einschließen
- er/sie/es würde einschließen
- wir würden einschließen
- ihr würdet einschließen
- sie würden einschließen
Conditionalis I
- ik zou bevatten
- jij zou bevatten
- hij/zij/het zou bevatten
- wij zouden bevatten
- jullie zouden bevatten
- zij zouden bevatten
Futur II Konjunktiv II
- ich würde eingeschlossen haben
- du würdest eingeschlossen haben
- er/sie/es würde eingeschlossen haben
- wir würden eingeschlossen haben
- ihr würdet eingeschlossen haben
- sie würden eingeschlossen haben
Conditionalis II
- ik zou hebben bevat
- jij zou hebben bevat
- hij/zij/het zou hebben bevat
- wij zouden hebben bevat
- jullie zouden hebben bevat
- zij zouden hebben bevat
Imperativ
- du schließ(e) ein
- ihr schließt ein
Imperatief
- jij bevat
- jullie bevat