Vervoeging van erlahmen
Onbepaalde wijs (infinitief): erlahmen
Duits
Nederlands
Präsens Indikativ
- er/sie/es erlahmt
- sie erlahmen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het luwt
- zij luwen
Präteritum Indikativ
- er/sie/es erlahmte
- sie erlahmten
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het luwde
- zij luwden
Perfekt Indikativ
- er/sie/es ist erlahmt
- sie sind erlahmt
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft geluwd
- zij hebben geluwd
Plusquamperfekt Indikativ
- er/sie/es war erlahmt
- sie waren erlahmt
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had geluwd
- zij hadden geluwd
Futur I Indikativ
- er/sie/es wird erlahmen
- sie werden erlahmen
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal luwen
- zij zult luwen
Futur II Indikativ
- er/sie/es wird erlahmt sein
- sie werden erlahmt sein
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geluwd hebben
- zij zult geluwd hebben
Futur I Konjunktiv II
- er/sie/es würde erlahmen
- sie würden erlahmen
Conditionalis I
- hij/zij/het zal luwen
- zij zullen luwen
Futur II Konjunktiv II
- er/sie/es würde erlahmt sein
- sie würden erlahmt sein
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben geluwd
- zij zullen hebben geluwd