Vervoeging van lamentieren
Onbepaalde wijs (infinitief): lamentieren
Duits
Nederlands
Präsens Indikativ
- ich lamentiere
- du lamentierst
- er/sie/es lamentiert
- wir lamentieren
- ihr lamentiert
- sie lamentieren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik weeklaag
- jij weeklaagt
- hij/zij/het weeklaagt
- wij weeklagen
- jullie weeklagen
- zij weeklagen
Präteritum Indikativ
- ich lamentierte
- du lamentiertest
- er/sie/es lamentierte
- wir lamentierten
- ihr lamentiertet
- sie lamentierten
Onvoltooid verleden tijd
- ik weeklaagde
- jij weeklaagde
- hij/zij/het weeklaagde
- wij weeklaagden
- jullie weeklaagden
- zij weeklaagden
Perfekt Indikativ
- ich habe lamentiert
- du hast lamentiert
- er/sie/es hat lamentiert
- wir haben lamentiert
- ihr habt lamentiert
- sie haben lamentiert
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geweeklaagd
- jij hebt geweeklaagd
- hij/zij/het heeft geweeklaagd
- wij hebben geweeklaagd
- jullie hebben geweeklaagd
- zij hebben geweeklaagd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte lamentiert
- du hattest lamentiert
- er/sie/es hatte lamentiert
- wir hatten lamentiert
- ihr hattet lamentiert
- sie hatten lamentiert
Voltooid verleden tijd
- ik had geweeklaagd
- jij had geweeklaagd
- hij/zij/het had geweeklaagd
- wij hadden geweeklaagd
- jullie hadden geweeklaagd
- zij hadden geweeklaagd
Futur I Indikativ
- ich werde lamentieren
- du wirst lamentieren
- er/sie/es wird lamentieren
- wir werden lamentieren
- ihr werdet lamentieren
- sie werden lamentieren
Toekomende tijd I
- ik zal weeklagen
- jij zult weeklagen
- hij/zij/het zal weeklagen
- wij zullen weeklagen
- jullie zullen weeklagen
- zij zullen weeklagen
Futur II Indikativ
- ich werde lamentiert haben
- du wirst lamentiert haben
- er/sie/es wird lamentiert haben
- wir werden lamentiert haben
- ihr werdet lamentiert haben
- sie werden lamentiert haben
Toekomende tijd II
- ik zal geweeklaagd hebben
- jij zult geweeklaagd hebben
- hij/zij/het zal geweeklaagd hebben
- wij zullen geweeklaagd hebben
- jullie zullen geweeklaagd hebben
- zij zullen geweeklaagd hebben
Futur I Konjunktiv II
- ich würde lamentieren
- du würdest lamentieren
- er/sie/es würde lamentieren
- wir würden lamentieren
- ihr würdet lamentieren
- sie würden lamentieren
Conditionalis I
- ik zou weeklagen
- jij zou weeklagen
- hij/zij/het zou weeklagen
- wij zouden weeklagen
- jullie zouden weeklagen
- zij zouden weeklagen
Futur II Konjunktiv II
- ich würde lamentiert haben
- du würdest lamentiert haben
- er/sie/es würde lamentiert haben
- wir würden lamentiert haben
- ihr würdet lamentiert haben
- sie würden lamentiert haben
Conditionalis II
- ik zou hebben geweeklaagd
- jij zou hebben geweeklaagd
- hij/zij/het zou hebben geweeklaagd
- wij zouden hebben geweeklaagd
- jullie zouden hebben geweeklaagd
- zij zouden hebben geweeklaagd
Imperativ
- du lamentiere
- ihr lamentiert
Imperatief
- jij weeklaag
- jullie weeklaagt