Vervoeging van bark

Engels

Nederlands

Present

  • I bark
  • you bark
  • he/she/it barks
  • we bark
  • you bark
  • they bark

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik blaf
  • jij blaft
  • hij/zij/het blaft
  • wij blaffen
  • jullie blaffen
  • zij blaffen

Simple past

  • I barked
  • you barked
  • he/she/it barked
  • we barked
  • you barked
  • they barked

Onvoltooid verleden tijd

  • ik blafte
  • jij blafte
  • hij/zij/het blafte
  • wij blaften
  • jullie blaften
  • zij blaften

Present perfect

  • I have barked
  • you have barked
  • he/she/it has barked
  • we have barked
  • you have barked
  • they have barked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geblaft
  • jij hebt geblaft
  • hij/zij/het heeft geblaft
  • wij hebben geblaft
  • jullie hebben geblaft
  • zij hebben geblaft

Past perfect

  • I had barked
  • you had barked
  • he/she/it had barked
  • we had barked
  • you had barked
  • they had barked

Voltooid verleden tijd

  • ik had geblaft
  • jij had geblaft
  • hij/zij/het had geblaft
  • wij hadden geblaft
  • jullie hadden geblaft
  • zij hadden geblaft

Future

  • I will bark
  • you will bark
  • he/she/it will bark
  • we will bark
  • you will bark
  • they will bark

Toekomende tijd I

  • ik zal blaffen
  • jij zult blaffen
  • hij/zij/het zal blaffen
  • wij zullen blaffen
  • jullie zullen blaffen
  • zij zullen blaffen

Future perfect

  • I will have barked
  • you will have barked
  • he/she/it will have barked
  • we will have barked
  • you will have barked
  • they will have barked

Toekomende tijd II

  • ik zal geblaft hebben
  • jij zult geblaft hebben
  • hij/zij/het zal geblaft hebben
  • wij zullen geblaft hebben
  • jullie zullen geblaft hebben
  • zij zullen geblaft hebben

Conditional present

  • I would bark
  • you would bark
  • he/she/it would bark
  • we would bark
  • you would bark
  • they would bark

Conditionalis I

  • ik zou blaffen
  • jij zou blaffen
  • hij/zij/het zou blaffen
  • wij zouden blaffen
  • jullie zouden blaffen
  • zij zouden blaffen

Conditional perfect

  • I would have barked
  • you would have barked
  • he/she/it would have barked
  • we would have barked
  • you would have barked
  • they would have barked

Conditionalis II

  • ik zou hebben geblaft
  • jij zou hebben geblaft
  • hij/zij/het zou hebben geblaft
  • wij zouden hebben geblaft
  • jullie zouden hebben geblaft
  • zij zouden hebben geblaft

Imperative

  • you bark
  • you bark

Imperatief

  • jij blaf
  • jullie blaft

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van bark