Vervoeging van basify

Vertaling: alkaliseren

Engels

Nederlands

Present

  • I basify
  • you basify
  • he/she/it basifies
  • we basify
  • you basify
  • they basify

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik alkaliseer
  • jij alkaliseert
  • hij/zij/het alkaliseert
  • wij alkaliseren
  • jullie alkaliseren
  • zij alkaliseren

Simple past

  • I basified
  • you basified
  • he/she/it basified
  • we basified
  • you basified
  • they basified

Onvoltooid verleden tijd

  • ik alkaliseerde
  • jij alkaliseerde
  • hij/zij/het alkaliseerde
  • wij alkaliseerden
  • jullie alkaliseerden
  • zij alkaliseerden

Present perfect

  • I have basified
  • you have basified
  • he/she/it has basified
  • we have basified
  • you have basified
  • they have basified

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gealkaliseerd
  • jij hebt gealkaliseerd
  • hij/zij/het heeft gealkaliseerd
  • wij hebben gealkaliseerd
  • jullie hebben gealkaliseerd
  • zij hebben gealkaliseerd

Past perfect

  • I had basified
  • you had basified
  • he/she/it had basified
  • we had basified
  • you had basified
  • they had basified

Voltooid verleden tijd

  • ik had gealkaliseerd
  • jij had gealkaliseerd
  • hij/zij/het had gealkaliseerd
  • wij hadden gealkaliseerd
  • jullie hadden gealkaliseerd
  • zij hadden gealkaliseerd

Future

  • I will basify
  • you will basify
  • he/she/it will basify
  • we will basify
  • you will basify
  • they will basify

Toekomende tijd I

  • ik zal alkaliseren
  • jij zult alkaliseren
  • hij/zij/het zal alkaliseren
  • wij zullen alkaliseren
  • jullie zullen alkaliseren
  • zij zullen alkaliseren

Future perfect

  • I will have basified
  • you will have basified
  • he/she/it will have basified
  • we will have basified
  • you will have basified
  • they will have basified

Toekomende tijd II

  • ik zal gealkaliseerd hebben
  • jij zult gealkaliseerd hebben
  • hij/zij/het zal gealkaliseerd hebben
  • wij zullen gealkaliseerd hebben
  • jullie zullen gealkaliseerd hebben
  • zij zullen gealkaliseerd hebben

Conditional present

  • I would basify
  • you would basify
  • he/she/it would basify
  • we would basify
  • you would basify
  • they would basify

Conditionalis I

  • ik zou alkaliseren
  • jij zou alkaliseren
  • hij/zij/het zou alkaliseren
  • wij zouden alkaliseren
  • jullie zouden alkaliseren
  • zij zouden alkaliseren

Conditional perfect

  • I would have basified
  • you would have basified
  • he/she/it would have basified
  • we would have basified
  • you would have basified
  • they would have basified

Conditionalis II

  • ik zou hebben gealkaliseerd
  • jij zou hebben gealkaliseerd
  • hij/zij/het zou hebben gealkaliseerd
  • wij zouden hebben gealkaliseerd
  • jullie zouden hebben gealkaliseerd
  • zij zouden hebben gealkaliseerd

Imperative

  • you basify
  • you basify

Imperatief

  • jij alkaliseer
  • jullie alkaliseert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van basify