Vervoeging van blur
Onbepaalde wijs (infinitief): to blur
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it blurs
- they blur
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het vervaagt
- zij vervagen
Simple past
- he/she/it blurred
- they blurred
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het vervaagde
- zij vervaagden
Present perfect
- he/she/it has blurred
- they have blurred
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is vervaagd
- zij zijn vervaagd
Past perfect
- he/she/it had blurred
- they had blurred
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was vervaagd
- zij waren vervaagd
Future
- he/she/it will blur
- they will blur
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal vervagen
- zij zult vervagen
Future perfect
- he/she/it will have blurred
- they will have blurred
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal vervaagd zijn
- zij zult vervaagd zijn
Conditional present
- he/she/it would blur
- they would blur
Conditionalis I
- hij/zij/het zal vervagen
- zij zullen vervagen
Conditional perfect
- he/she/it would have blurred
- they would have blurred
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn vervaagd
- zij zullen zijn vervaagd