Vervoeging van canonize
Onbepaalde wijs (infinitief): to canonize
Engels
Nederlands
Present
- I canonize
- you canonize
- he/she/it canonizes
- we canonize
- you canonize
- they canonize
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik canoniseer
- jij canoniseert
- hij/zij/het canoniseert
- wij canoniseren
- jullie canoniseren
- zij canoniseren
Simple past
- I canonized
- you canonized
- he/she/it canonized
- we canonized
- you canonized
- they canonized
Onvoltooid verleden tijd
- ik canoniseerde
- jij canoniseerde
- hij/zij/het canoniseerde
- wij canoniseerden
- jullie canoniseerden
- zij canoniseerden
Present perfect
- I have canonized
- you have canonized
- he/she/it has canonized
- we have canonized
- you have canonized
- they have canonized
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecanoniseerd
- jij hebt gecanoniseerd
- hij/zij/het heeft gecanoniseerd
- wij hebben gecanoniseerd
- jullie hebben gecanoniseerd
- zij hebben gecanoniseerd
Past perfect
- I had canonized
- you had canonized
- he/she/it had canonized
- we had canonized
- you had canonized
- they had canonized
Voltooid verleden tijd
- ik had gecanoniseerd
- jij had gecanoniseerd
- hij/zij/het had gecanoniseerd
- wij hadden gecanoniseerd
- jullie hadden gecanoniseerd
- zij hadden gecanoniseerd
Future
- I will canonize
- you will canonize
- he/she/it will canonize
- we will canonize
- you will canonize
- they will canonize
Toekomende tijd I
- ik zal canoniseren
- jij zult canoniseren
- hij/zij/het zal canoniseren
- wij zullen canoniseren
- jullie zullen canoniseren
- zij zullen canoniseren
Future perfect
- I will have canonized
- you will have canonized
- he/she/it will have canonized
- we will have canonized
- you will have canonized
- they will have canonized
Toekomende tijd II
- ik zal gecanoniseerd hebben
- jij zult gecanoniseerd hebben
- hij/zij/het zal gecanoniseerd hebben
- wij zullen gecanoniseerd hebben
- jullie zullen gecanoniseerd hebben
- zij zullen gecanoniseerd hebben
Conditional present
- I would canonize
- you would canonize
- he/she/it would canonize
- we would canonize
- you would canonize
- they would canonize
Conditionalis I
- ik zou canoniseren
- jij zou canoniseren
- hij/zij/het zou canoniseren
- wij zouden canoniseren
- jullie zouden canoniseren
- zij zouden canoniseren
Conditional perfect
- I would have canonized
- you would have canonized
- he/she/it would have canonized
- we would have canonized
- you would have canonized
- they would have canonized
Conditionalis II
- ik zou hebben gecanoniseerd
- jij zou hebben gecanoniseerd
- hij/zij/het zou hebben gecanoniseerd
- wij zouden hebben gecanoniseerd
- jullie zouden hebben gecanoniseerd
- zij zouden hebben gecanoniseerd
Imperative
- you canonize
- you canonize
Imperatief
- jij canoniseer
- jullie canoniseert