Vervoeging van clarify

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it clarifies
  • they clarify

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het verheldert
  • zij verhelderen

Simple past

  • he/she/it clarified
  • they clarified

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het verhelderde
  • zij verhelderden

Present perfect

  • he/she/it has clarified
  • they have clarified

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft verhelderd
  • zij hebben verhelderd

Past perfect

  • he/she/it had clarified
  • they had clarified

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had verhelderd
  • zij hadden verhelderd

Future

  • he/she/it will clarify
  • they will clarify

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal verhelderen
  • zij zult verhelderen

Future perfect

  • he/she/it will have clarified
  • they will have clarified

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal verhelderd hebben
  • zij zult verhelderd hebben

Conditional present

  • he/she/it would clarify
  • they would clarify

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal verhelderen
  • zij zullen verhelderen

Conditional perfect

  • he/she/it would have clarified
  • they would have clarified

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben verhelderd
  • zij zullen hebben verhelderd

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van clarify