Vervoeging van coax
Onbepaalde wijs (infinitief): to coax
Engels
Nederlands
Present
- I coax
- you coax
- he/she/it coaxes
- we coax
- you coax
- they coax
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik fleem
- jij fleemt
- hij/zij/het fleemt
- wij flemen
- jullie flemen
- zij flemen
Simple past
- I coaxed
- you coaxed
- he/she/it coaxed
- we coaxed
- you coaxed
- they coaxed
Onvoltooid verleden tijd
- ik fleemde
- jij fleemde
- hij/zij/het fleemde
- wij fleemden
- jullie fleemden
- zij fleemden
Present perfect
- I have coaxed
- you have coaxed
- he/she/it has coaxed
- we have coaxed
- you have coaxed
- they have coaxed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gefleemd
- jij hebt gefleemd
- hij/zij/het heeft gefleemd
- wij hebben gefleemd
- jullie hebben gefleemd
- zij hebben gefleemd
Past perfect
- I had coaxed
- you had coaxed
- he/she/it had coaxed
- we had coaxed
- you had coaxed
- they had coaxed
Voltooid verleden tijd
- ik had gefleemd
- jij had gefleemd
- hij/zij/het had gefleemd
- wij hadden gefleemd
- jullie hadden gefleemd
- zij hadden gefleemd
Future
- I will coax
- you will coax
- he/she/it will coax
- we will coax
- you will coax
- they will coax
Toekomende tijd I
- ik zal flemen
- jij zult flemen
- hij/zij/het zal flemen
- wij zullen flemen
- jullie zullen flemen
- zij zullen flemen
Future perfect
- I will have coaxed
- you will have coaxed
- he/she/it will have coaxed
- we will have coaxed
- you will have coaxed
- they will have coaxed
Toekomende tijd II
- ik zal gefleemd hebben
- jij zult gefleemd hebben
- hij/zij/het zal gefleemd hebben
- wij zullen gefleemd hebben
- jullie zullen gefleemd hebben
- zij zullen gefleemd hebben
Conditional present
- I would coax
- you would coax
- he/she/it would coax
- we would coax
- you would coax
- they would coax
Conditionalis I
- ik zou flemen
- jij zou flemen
- hij/zij/het zou flemen
- wij zouden flemen
- jullie zouden flemen
- zij zouden flemen
Conditional perfect
- I would have coaxed
- you would have coaxed
- he/she/it would have coaxed
- we would have coaxed
- you would have coaxed
- they would have coaxed
Conditionalis II
- ik zou hebben gefleemd
- jij zou hebben gefleemd
- hij/zij/het zou hebben gefleemd
- wij zouden hebben gefleemd
- jullie zouden hebben gefleemd
- zij zouden hebben gefleemd
Imperative
- you coax
- you coax
Imperatief
- jij fleem
- jullie fleemt