Engels

Nederlands

Present

  • I collect
  • you collect
  • he/she/it collects
  • we collect
  • you collect
  • they collect

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verzamel
  • jij verzamelt
  • hij/zij/het verzamelt
  • wij verzamelen
  • jullie verzamelen
  • zij verzamelen

Simple past

  • I collected
  • you collected
  • he/she/it collected
  • we collected
  • you collected
  • they collected

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verzamelde
  • jij verzamelde
  • hij/zij/het verzamelde
  • wij verzamelden
  • jullie verzamelden
  • zij verzamelden

Present perfect

  • I have collected
  • you have collected
  • he/she/it has collected
  • we have collected
  • you have collected
  • they have collected

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verzameld
  • jij hebt verzameld
  • hij/zij/het heeft verzameld
  • wij hebben verzameld
  • jullie hebben verzameld
  • zij hebben verzameld

Past perfect

  • I had collected
  • you had collected
  • he/she/it had collected
  • we had collected
  • you had collected
  • they had collected

Voltooid verleden tijd

  • ik had verzameld
  • jij had verzameld
  • hij/zij/het had verzameld
  • wij hadden verzameld
  • jullie hadden verzameld
  • zij hadden verzameld

Future

  • I will collect
  • you will collect
  • he/she/it will collect
  • we will collect
  • you will collect
  • they will collect

Toekomende tijd I

  • ik zal verzamelen
  • jij zult verzamelen
  • hij/zij/het zal verzamelen
  • wij zullen verzamelen
  • jullie zullen verzamelen
  • zij zullen verzamelen

Future perfect

  • I will have collected
  • you will have collected
  • he/she/it will have collected
  • we will have collected
  • you will have collected
  • they will have collected

Toekomende tijd II

  • ik zal verzameld hebben
  • jij zult verzameld hebben
  • hij/zij/het zal verzameld hebben
  • wij zullen verzameld hebben
  • jullie zullen verzameld hebben
  • zij zullen verzameld hebben

Conditional present

  • I would collect
  • you would collect
  • he/she/it would collect
  • we would collect
  • you would collect
  • they would collect

Conditionalis I

  • ik zou verzamelen
  • jij zou verzamelen
  • hij/zij/het zou verzamelen
  • wij zouden verzamelen
  • jullie zouden verzamelen
  • zij zouden verzamelen

Conditional perfect

  • I would have collected
  • you would have collected
  • he/she/it would have collected
  • we would have collected
  • you would have collected
  • they would have collected

Conditionalis II

  • ik zou hebben verzameld
  • jij zou hebben verzameld
  • hij/zij/het zou hebben verzameld
  • wij zouden hebben verzameld
  • jullie zouden hebben verzameld
  • zij zouden hebben verzameld

Imperative

  • you collect
  • you collect

Imperatief

  • jij verzamel
  • jullie verzamelt

Verwijzingen

Bekijk 8 definitie(s) van collect