Vervoeging van contuse

Vertaling: kneuzen

Engels

Nederlands

Present

  • I contuse
  • you contuse
  • he/she/it contuses
  • we contuse
  • you contuse
  • they contuse

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kneus
  • jij kneust
  • hij/zij/het kneust
  • wij kneuzen
  • jullie kneuzen
  • zij kneuzen

Simple past

  • I contused
  • you contused
  • he/she/it contused
  • we contused
  • you contused
  • they contused

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kneusde
  • jij kneusde
  • hij/zij/het kneusde
  • wij kneusden
  • jullie kneusden
  • zij kneusden

Present perfect

  • I have contused
  • you have contused
  • he/she/it has contused
  • we have contused
  • you have contused
  • they have contused

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gekneusd
  • jij hebt gekneusd
  • hij/zij/het heeft gekneusd
  • wij hebben gekneusd
  • jullie hebben gekneusd
  • zij hebben gekneusd

Past perfect

  • I had contused
  • you had contused
  • he/she/it had contused
  • we had contused
  • you had contused
  • they had contused

Voltooid verleden tijd

  • ik had gekneusd
  • jij had gekneusd
  • hij/zij/het had gekneusd
  • wij hadden gekneusd
  • jullie hadden gekneusd
  • zij hadden gekneusd

Future

  • I will contuse
  • you will contuse
  • he/she/it will contuse
  • we will contuse
  • you will contuse
  • they will contuse

Toekomende tijd I

  • ik zal kneuzen
  • jij zult kneuzen
  • hij/zij/het zal kneuzen
  • wij zullen kneuzen
  • jullie zullen kneuzen
  • zij zullen kneuzen

Future perfect

  • I will have contused
  • you will have contused
  • he/she/it will have contused
  • we will have contused
  • you will have contused
  • they will have contused

Toekomende tijd II

  • ik zal gekneusd hebben
  • jij zult gekneusd hebben
  • hij/zij/het zal gekneusd hebben
  • wij zullen gekneusd hebben
  • jullie zullen gekneusd hebben
  • zij zullen gekneusd hebben

Conditional present

  • I would contuse
  • you would contuse
  • he/she/it would contuse
  • we would contuse
  • you would contuse
  • they would contuse

Conditionalis I

  • ik zou kneuzen
  • jij zou kneuzen
  • hij/zij/het zou kneuzen
  • wij zouden kneuzen
  • jullie zouden kneuzen
  • zij zouden kneuzen

Conditional perfect

  • I would have contused
  • you would have contused
  • he/she/it would have contused
  • we would have contused
  • you would have contused
  • they would have contused

Conditionalis II

  • ik zou hebben gekneusd
  • jij zou hebben gekneusd
  • hij/zij/het zou hebben gekneusd
  • wij zouden hebben gekneusd
  • jullie zouden hebben gekneusd
  • zij zouden hebben gekneusd

Imperative

  • you contuse
  • you contuse

Imperatief

  • jij kneus
  • jullie kneust

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van contuse