Vervoeging van court
Onbepaalde wijs (infinitief): to court
Engels
Nederlands
Present
- I court
- you court
- he/she/it courts
- we court
- you court
- they court
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik scharrel
- jij scharrelt
- hij/zij/het scharrelt
- wij scharrelen
- jullie scharrelen
- zij scharrelen
Simple past
- I courted
- you courted
- he/she/it courted
- we courted
- you courted
- they courted
Onvoltooid verleden tijd
- ik scharrelde
- jij scharrelde
- hij/zij/het scharrelde
- wij scharrelden
- jullie scharrelden
- zij scharrelden
Present perfect
- I have courted
- you have courted
- he/she/it has courted
- we have courted
- you have courted
- they have courted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gescharreld
- jij hebt gescharreld
- hij/zij/het heeft gescharreld
- wij hebben gescharreld
- jullie hebben gescharreld
- zij hebben gescharreld
Past perfect
- I had courted
- you had courted
- he/she/it had courted
- we had courted
- you had courted
- they had courted
Voltooid verleden tijd
- ik had gescharreld
- jij had gescharreld
- hij/zij/het had gescharreld
- wij hadden gescharreld
- jullie hadden gescharreld
- zij hadden gescharreld
Future
- I will court
- you will court
- he/she/it will court
- we will court
- you will court
- they will court
Toekomende tijd I
- ik zal scharrelen
- jij zult scharrelen
- hij/zij/het zal scharrelen
- wij zullen scharrelen
- jullie zullen scharrelen
- zij zullen scharrelen
Future perfect
- I will have courted
- you will have courted
- he/she/it will have courted
- we will have courted
- you will have courted
- they will have courted
Toekomende tijd II
- ik zal gescharreld hebben
- jij zult gescharreld hebben
- hij/zij/het zal gescharreld hebben
- wij zullen gescharreld hebben
- jullie zullen gescharreld hebben
- zij zullen gescharreld hebben
Conditional present
- I would court
- you would court
- he/she/it would court
- we would court
- you would court
- they would court
Conditionalis I
- ik zou scharrelen
- jij zou scharrelen
- hij/zij/het zou scharrelen
- wij zouden scharrelen
- jullie zouden scharrelen
- zij zouden scharrelen
Conditional perfect
- I would have courted
- you would have courted
- he/she/it would have courted
- we would have courted
- you would have courted
- they would have courted
Conditionalis II
- ik zou hebben gescharreld
- jij zou hebben gescharreld
- hij/zij/het zou hebben gescharreld
- wij zouden hebben gescharreld
- jullie zouden hebben gescharreld
- zij zouden hebben gescharreld
Imperative
- you court
- you court
Imperatief
- jij scharrel
- jullie scharrelt