Vervoeging van decipher

Engels

Nederlands

Present

  • I decipher
  • you decipher
  • he/she/it deciphers
  • we decipher
  • you decipher
  • they decipher

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontcijfer
  • jij ontcijfert
  • hij/zij/het ontcijfert
  • wij ontcijferen
  • jullie ontcijferen
  • zij ontcijferen

Simple past

  • I deciphered
  • you deciphered
  • he/she/it deciphered
  • we deciphered
  • you deciphered
  • they deciphered

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontcijferde
  • jij ontcijferde
  • hij/zij/het ontcijferde
  • wij ontcijferden
  • jullie ontcijferden
  • zij ontcijferden

Present perfect

  • I have deciphered
  • you have deciphered
  • he/she/it has deciphered
  • we have deciphered
  • you have deciphered
  • they have deciphered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontcijferd
  • jij hebt ontcijferd
  • hij/zij/het heeft ontcijferd
  • wij hebben ontcijferd
  • jullie hebben ontcijferd
  • zij hebben ontcijferd

Past perfect

  • I had deciphered
  • you had deciphered
  • he/she/it had deciphered
  • we had deciphered
  • you had deciphered
  • they had deciphered

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontcijferd
  • jij had ontcijferd
  • hij/zij/het had ontcijferd
  • wij hadden ontcijferd
  • jullie hadden ontcijferd
  • zij hadden ontcijferd

Future

  • I will decipher
  • you will decipher
  • he/she/it will decipher
  • we will decipher
  • you will decipher
  • they will decipher

Toekomende tijd I

  • ik zal ontcijferen
  • jij zult ontcijferen
  • hij/zij/het zal ontcijferen
  • wij zullen ontcijferen
  • jullie zullen ontcijferen
  • zij zullen ontcijferen

Future perfect

  • I will have deciphered
  • you will have deciphered
  • he/she/it will have deciphered
  • we will have deciphered
  • you will have deciphered
  • they will have deciphered

Toekomende tijd II

  • ik zal ontcijferd hebben
  • jij zult ontcijferd hebben
  • hij/zij/het zal ontcijferd hebben
  • wij zullen ontcijferd hebben
  • jullie zullen ontcijferd hebben
  • zij zullen ontcijferd hebben

Conditional present

  • I would decipher
  • you would decipher
  • he/she/it would decipher
  • we would decipher
  • you would decipher
  • they would decipher

Conditionalis I

  • ik zou ontcijferen
  • jij zou ontcijferen
  • hij/zij/het zou ontcijferen
  • wij zouden ontcijferen
  • jullie zouden ontcijferen
  • zij zouden ontcijferen

Conditional perfect

  • I would have deciphered
  • you would have deciphered
  • he/she/it would have deciphered
  • we would have deciphered
  • you would have deciphered
  • they would have deciphered

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontcijferd
  • jij zou hebben ontcijferd
  • hij/zij/het zou hebben ontcijferd
  • wij zouden hebben ontcijferd
  • jullie zouden hebben ontcijferd
  • zij zouden hebben ontcijferd

Imperative

  • you decipher
  • you decipher

Imperatief

  • jij ontcijfer
  • jullie ontcijfert

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van decipher