Vervoeging van domesticate

Onbepaalde wijs (infinitief): to domesticate

Engels

Nederlands

Present

  • I domesticate
  • you domesticate
  • he/she/it domesticates
  • we domesticate
  • you domesticate
  • they domesticate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik tem
  • jij temt
  • hij/zij/het temt
  • wij temmen
  • jullie temmen
  • zij temmen

Simple past

  • I domesticated
  • you domesticated
  • he/she/it domesticated
  • we domesticated
  • you domesticated
  • they domesticated

Onvoltooid verleden tijd

  • ik temde
  • jij temde
  • hij/zij/het temde
  • wij temden
  • jullie temden
  • zij temden

Present perfect

  • I have domesticated
  • you have domesticated
  • he/she/it has domesticated
  • we have domesticated
  • you have domesticated
  • they have domesticated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb getemd
  • jij hebt getemd
  • hij/zij/het heeft getemd
  • wij hebben getemd
  • jullie hebben getemd
  • zij hebben getemd

Past perfect

  • I had domesticated
  • you had domesticated
  • he/she/it had domesticated
  • we had domesticated
  • you had domesticated
  • they had domesticated

Voltooid verleden tijd

  • ik had getemd
  • jij had getemd
  • hij/zij/het had getemd
  • wij hadden getemd
  • jullie hadden getemd
  • zij hadden getemd

Future

  • I will domesticate
  • you will domesticate
  • he/she/it will domesticate
  • we will domesticate
  • you will domesticate
  • they will domesticate

Toekomende tijd I

  • ik zal temmen
  • jij zult temmen
  • hij/zij/het zal temmen
  • wij zullen temmen
  • jullie zullen temmen
  • zij zullen temmen

Future perfect

  • I will have domesticated
  • you will have domesticated
  • he/she/it will have domesticated
  • we will have domesticated
  • you will have domesticated
  • they will have domesticated

Toekomende tijd II

  • ik zal getemd hebben
  • jij zult getemd hebben
  • hij/zij/het zal getemd hebben
  • wij zullen getemd hebben
  • jullie zullen getemd hebben
  • zij zullen getemd hebben

Conditional present

  • I would domesticate
  • you would domesticate
  • he/she/it would domesticate
  • we would domesticate
  • you would domesticate
  • they would domesticate

Conditionalis I

  • ik zou temmen
  • jij zou temmen
  • hij/zij/het zou temmen
  • wij zouden temmen
  • jullie zouden temmen
  • zij zouden temmen

Conditional perfect

  • I would have domesticated
  • you would have domesticated
  • he/she/it would have domesticated
  • we would have domesticated
  • you would have domesticated
  • they would have domesticated

Conditionalis II

  • ik zou hebben getemd
  • jij zou hebben getemd
  • hij/zij/het zou hebben getemd
  • wij zouden hebben getemd
  • jullie zouden hebben getemd
  • zij zouden hebben getemd

Imperative

  • you domesticate
  • you domesticate

Imperatief

  • jij tem
  • jullie temt

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van domesticate