Vervoeging van farm
Onbepaalde wijs (infinitief): to farm
Engels
Nederlands
Present
- I farm
- you farm
- he/she/it farms
- we farm
- you farm
- they farm
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bebouw
- jij bebouwt
- hij/zij/het bebouwt
- wij bebouwen
- jullie bebouwen
- zij bebouwen
Simple past
- I farmed
- you farmed
- he/she/it farmed
- we farmed
- you farmed
- they farmed
Onvoltooid verleden tijd
- ik bebouwde
- jij bebouwde
- hij/zij/het bebouwde
- wij bebouwden
- jullie bebouwden
- zij bebouwden
Present perfect
- I have farmed
- you have farmed
- he/she/it has farmed
- we have farmed
- you have farmed
- they have farmed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bebouwd
- jij hebt bebouwd
- hij/zij/het heeft bebouwd
- wij hebben bebouwd
- jullie hebben bebouwd
- zij hebben bebouwd
Past perfect
- I had farmed
- you had farmed
- he/she/it had farmed
- we had farmed
- you had farmed
- they had farmed
Voltooid verleden tijd
- ik had bebouwd
- jij had bebouwd
- hij/zij/het had bebouwd
- wij hadden bebouwd
- jullie hadden bebouwd
- zij hadden bebouwd
Future
- I will farm
- you will farm
- he/she/it will farm
- we will farm
- you will farm
- they will farm
Toekomende tijd I
- ik zal bebouwen
- jij zult bebouwen
- hij/zij/het zal bebouwen
- wij zullen bebouwen
- jullie zullen bebouwen
- zij zullen bebouwen
Future perfect
- I will have farmed
- you will have farmed
- he/she/it will have farmed
- we will have farmed
- you will have farmed
- they will have farmed
Toekomende tijd II
- ik zal bebouwd hebben
- jij zult bebouwd hebben
- hij/zij/het zal bebouwd hebben
- wij zullen bebouwd hebben
- jullie zullen bebouwd hebben
- zij zullen bebouwd hebben
Conditional present
- I would farm
- you would farm
- he/she/it would farm
- we would farm
- you would farm
- they would farm
Conditionalis I
- ik zou bebouwen
- jij zou bebouwen
- hij/zij/het zou bebouwen
- wij zouden bebouwen
- jullie zouden bebouwen
- zij zouden bebouwen
Conditional perfect
- I would have farmed
- you would have farmed
- he/she/it would have farmed
- we would have farmed
- you would have farmed
- they would have farmed
Conditionalis II
- ik zou hebben bebouwd
- jij zou hebben bebouwd
- hij/zij/het zou hebben bebouwd
- wij zouden hebben bebouwd
- jullie zouden hebben bebouwd
- zij zouden hebben bebouwd
Imperative
- you farm
- you farm
Imperatief
- jij bebouw
- jullie bebouwt