Vervoeging van foreknow
Onbepaalde wijs (infinitief): to foreknow
Engels
Nederlands
Present
- I foreknow
- you foreknow
- he/she/it foreknows
- we foreknow
- you foreknow
- they foreknow
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik voorzie
- jij voorziet
- hij/zij/het voorziet
- wij voorzien
- jullie voorzien
- zij voorzien
Simple past
- I foreknew
- you foreknew
- he/she/it foreknew
- we foreknew
- you foreknew
- they foreknew
Onvoltooid verleden tijd
- ik voorzag
- jij voorzag
- hij/zij/het voorzag
- wij voorzagen
- jullie voorzagen
- zij voorzagen
Present perfect
- I have foreknown
- you have foreknown
- he/she/it has foreknown
- we have foreknown
- you have foreknown
- they have foreknown
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb voorzien
- jij hebt voorzien
- hij/zij/het heeft voorzien
- wij hebben voorzien
- jullie hebben voorzien
- zij hebben voorzien
Past perfect
- I had foreknown
- you had foreknown
- he/she/it had foreknown
- we had foreknown
- you had foreknown
- they had foreknown
Voltooid verleden tijd
- ik had voorzien
- jij had voorzien
- hij/zij/het had voorzien
- wij hadden voorzien
- jullie hadden voorzien
- zij hadden voorzien
Future
- I will foreknow
- you will foreknow
- he/she/it will foreknow
- we will foreknow
- you will foreknow
- they will foreknow
Toekomende tijd I
- ik zal voorzien
- jij zult voorzien
- hij/zij/het zal voorzien
- wij zullen voorzien
- jullie zullen voorzien
- zij zullen voorzien
Future perfect
- I will have foreknown
- you will have foreknown
- he/she/it will have foreknown
- we will have foreknown
- you will have foreknown
- they will have foreknown
Toekomende tijd II
- ik zal voorzien hebben
- jij zult voorzien hebben
- hij/zij/het zal voorzien hebben
- wij zullen voorzien hebben
- jullie zullen voorzien hebben
- zij zullen voorzien hebben
Conditional present
- I would foreknow
- you would foreknow
- he/she/it would foreknow
- we would foreknow
- you would foreknow
- they would foreknow
Conditionalis I
- ik zou voorzien
- jij zou voorzien
- hij/zij/het zou voorzien
- wij zouden voorzien
- jullie zouden voorzien
- zij zouden voorzien
Conditional perfect
- I would have foreknown
- you would have foreknown
- he/she/it would have foreknown
- we would have foreknown
- you would have foreknown
- they would have foreknown
Conditionalis II
- ik zou hebben voorzien
- jij zou hebben voorzien
- hij/zij/het zou hebben voorzien
- wij zouden hebben voorzien
- jullie zouden hebben voorzien
- zij zouden hebben voorzien
Imperative
- you foreknow
- you foreknow
Imperatief
- jij voorzie
- jullie voorziet