Vervoeging van fuel

Vertaling: tanken

Engels

Nederlands

Present

  • I fuel
  • you fuel
  • he/she/it fuels
  • we fuel
  • you fuel
  • they fuel

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik tank
  • jij tankt
  • hij/zij/het tankt
  • wij tanken
  • jullie tanken
  • zij tanken

Simple past

  • I fueled; fuelled
  • you fueled; fuelled
  • he/she/it fueled; fuelled
  • we fueled; fuelled
  • you fueled; fuelled
  • they fueled; fuelled

Onvoltooid verleden tijd

  • ik tankte
  • jij tankte
  • hij/zij/het tankte
  • wij tankten
  • jullie tankten
  • zij tankten

Present perfect

  • I have fueled; fuelled
  • you have fueled; fuelled
  • he/she/it has fueled; fuelled
  • we have fueled; fuelled
  • you have fueled; fuelled
  • they have fueled; fuelled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb getankt
  • jij hebt getankt
  • hij/zij/het heeft getankt
  • wij hebben getankt
  • jullie hebben getankt
  • zij hebben getankt

Past perfect

  • I had fueled; fuelled
  • you had fueled; fuelled
  • he/she/it had fueled; fuelled
  • we had fueled; fuelled
  • you had fueled; fuelled
  • they had fueled; fuelled

Voltooid verleden tijd

  • ik had getankt
  • jij had getankt
  • hij/zij/het had getankt
  • wij hadden getankt
  • jullie hadden getankt
  • zij hadden getankt

Future

  • I will fuel
  • you will fuel
  • he/she/it will fuel
  • we will fuel
  • you will fuel
  • they will fuel

Toekomende tijd I

  • ik zal tanken
  • jij zult tanken
  • hij/zij/het zal tanken
  • wij zullen tanken
  • jullie zullen tanken
  • zij zullen tanken

Future perfect

  • I will have fueled; fuelled
  • you will have fueled; fuelled
  • he/she/it will have fueled; fuelled
  • we will have fueled; fuelled
  • you will have fueled; fuelled
  • they will have fueled; fuelled

Toekomende tijd II

  • ik zal getankt hebben
  • jij zult getankt hebben
  • hij/zij/het zal getankt hebben
  • wij zullen getankt hebben
  • jullie zullen getankt hebben
  • zij zullen getankt hebben

Conditional present

  • I would fuel
  • you would fuel
  • he/she/it would fuel
  • we would fuel
  • you would fuel
  • they would fuel

Conditionalis I

  • ik zou tanken
  • jij zou tanken
  • hij/zij/het zou tanken
  • wij zouden tanken
  • jullie zouden tanken
  • zij zouden tanken

Conditional perfect

  • I would have fueled; fuelled
  • you would have fueled; fuelled
  • he/she/it would have fueled; fuelled
  • we would have fueled; fuelled
  • you would have fueled; fuelled
  • they would have fueled; fuelled

Conditionalis II

  • ik zou hebben getankt
  • jij zou hebben getankt
  • hij/zij/het zou hebben getankt
  • wij zouden hebben getankt
  • jullie zouden hebben getankt
  • zij zouden hebben getankt

Imperative

  • you fuel
  • you fuel

Imperatief

  • jij tank
  • jullie tankt

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van fuel