Vervoeging van fund
Onbepaalde wijs (infinitief): to fund
Engels
Nederlands
Present
- I fund
- you fund
- he/she/it funds
- we fund
- you fund
- they fund
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik houd vrij
- jij houdt vrij
- hij/zij/het houdt vrij
- wij houden vrij
- jullie houden vrij
- zij houden vrij
Simple past
- I funded
- you funded
- he/she/it funded
- we funded
- you funded
- they funded
Onvoltooid verleden tijd
- ik hield vrij
- jij hield vrij
- hij/zij/het hield vrij
- wij hielden vrij
- jullie hielden vrij
- zij hielden vrij
Present perfect
- I have funded
- you have funded
- he/she/it has funded
- we have funded
- you have funded
- they have funded
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vrijgehouden
- jij hebt vrijgehouden
- hij/zij/het heeft vrijgehouden
- wij hebben vrijgehouden
- jullie hebben vrijgehouden
- zij hebben vrijgehouden
Past perfect
- I had funded
- you had funded
- he/she/it had funded
- we had funded
- you had funded
- they had funded
Voltooid verleden tijd
- ik had vrijgehouden
- jij had vrijgehouden
- hij/zij/het had vrijgehouden
- wij hadden vrijgehouden
- jullie hadden vrijgehouden
- zij hadden vrijgehouden
Future
- I will fund
- you will fund
- he/she/it will fund
- we will fund
- you will fund
- they will fund
Toekomende tijd I
- ik zal vrijhouden
- jij zult vrijhouden
- hij/zij/het zal vrijhouden
- wij zullen vrijhouden
- jullie zullen vrijhouden
- zij zullen vrijhouden
Future perfect
- I will have funded
- you will have funded
- he/she/it will have funded
- we will have funded
- you will have funded
- they will have funded
Toekomende tijd II
- ik zal vrijgehouden hebben
- jij zult vrijgehouden hebben
- hij/zij/het zal vrijgehouden hebben
- wij zullen vrijgehouden hebben
- jullie zullen vrijgehouden hebben
- zij zullen vrijgehouden hebben
Conditional present
- I would fund
- you would fund
- he/she/it would fund
- we would fund
- you would fund
- they would fund
Conditionalis I
- ik zou vrijhouden
- jij zou vrijhouden
- hij/zij/het zou vrijhouden
- wij zouden vrijhouden
- jullie zouden vrijhouden
- zij zouden vrijhouden
Conditional perfect
- I would have funded
- you would have funded
- he/she/it would have funded
- we would have funded
- you would have funded
- they would have funded
Conditionalis II
- ik zou hebben vrijgehouden
- jij zou hebben vrijgehouden
- hij/zij/het zou hebben vrijgehouden
- wij zouden hebben vrijgehouden
- jullie zouden hebben vrijgehouden
- zij zouden hebben vrijgehouden
Imperative
- you fund
- you fund
Imperatief
- jij houd vrij
- jullie houdt vrij