Vervoeging van fuse

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it fuses
  • they fuse

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het versmelt
  • zij versmelten

Simple past

  • he/she/it fused
  • they fused

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het versmolt
  • zij versmolten

Present perfect

  • he/she/it has fused
  • they have fused

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft versmolten
  • zij hebben versmolten

Past perfect

  • he/she/it had fused
  • they had fused

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had versmolten
  • zij hadden versmolten

Future

  • he/she/it will fuse
  • they will fuse

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal versmelten
  • zij zult versmelten

Future perfect

  • he/she/it will have fused
  • they will have fused

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal versmolten hebben
  • zij zult versmolten hebben

Conditional present

  • he/she/it would fuse
  • they would fuse

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal versmelten
  • zij zullen versmelten

Conditional perfect

  • he/she/it would have fused
  • they would have fused

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben versmolten
  • zij zullen hebben versmolten

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van fuse