Vervoeging van gelatinize
Onbepaalde wijs (infinitief): to gelatinize
Engels
Nederlands
Present
- I gelatinize
- you gelatinize
- he/she/it gelatinizes
- we gelatinize
- you gelatinize
- they gelatinize
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik geleer
- jij geleert
- hij/zij/het geleert
- wij geleren
- jullie geleren
- zij geleren
Simple past
- I gelatinized
- you gelatinized
- he/she/it gelatinized
- we gelatinized
- you gelatinized
- they gelatinized
Onvoltooid verleden tijd
- ik geleerde
- jij geleerde
- hij/zij/het geleerde
- wij geleerden
- jullie geleerden
- zij geleerden
Present perfect
- I have gelatinized
- you have gelatinized
- he/she/it has gelatinized
- we have gelatinized
- you have gelatinized
- they have gelatinized
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben geleerd
- jij bent geleerd
- hij/zij/het is geleerd
- wij zijn geleerd
- jullie zijn geleerd
- zij zijn geleerd
Past perfect
- I had gelatinized
- you had gelatinized
- he/she/it had gelatinized
- we had gelatinized
- you had gelatinized
- they had gelatinized
Voltooid verleden tijd
- ik was geleerd
- jij was geleerd
- hij/zij/het was geleerd
- wij waren geleerd
- jullie waren geleerd
- zij waren geleerd
Future
- I will gelatinize
- you will gelatinize
- he/she/it will gelatinize
- we will gelatinize
- you will gelatinize
- they will gelatinize
Toekomende tijd I
- ik zal geleren
- jij zult geleren
- hij/zij/het zal geleren
- wij zullen geleren
- jullie zullen geleren
- zij zullen geleren
Future perfect
- I will have gelatinized
- you will have gelatinized
- he/she/it will have gelatinized
- we will have gelatinized
- you will have gelatinized
- they will have gelatinized
Toekomende tijd II
- ik zal geleerd zijn
- jij zult geleerd zijn
- hij/zij/het zal geleerd zijn
- wij zullen geleerd zijn
- jullie zullen geleerd zijn
- zij zullen geleerd zijn
Conditional present
- I would gelatinize
- you would gelatinize
- he/she/it would gelatinize
- we would gelatinize
- you would gelatinize
- they would gelatinize
Conditionalis I
- ik zou geleren
- jij zou geleren
- hij/zij/het zou geleren
- wij zouden geleren
- jullie zouden geleren
- zij zouden geleren
Conditional perfect
- I would have gelatinized
- you would have gelatinized
- he/she/it would have gelatinized
- we would have gelatinized
- you would have gelatinized
- they would have gelatinized
Conditionalis II
- ik zou zijn geleerd
- jij zou zijn geleerd
- hij/zij/het zou zijn geleerd
- wij zouden zijn geleerd
- jullie zouden zijn geleerd
- zij zouden zijn geleerd
Imperative
- you gelatinize
- you gelatinize
Imperatief
- jij geleer
- jullie geleert