Vervoeging van interest
Onbepaalde wijs (infinitief): to interest
Engels
Nederlands
Present
- I interest
- you interest
- he/she/it interests
- we interest
- you interest
- they interest
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik interesseer
- jij interesseert
- hij/zij/het interesseert
- wij interesseren
- jullie interesseren
- zij interesseren
Simple past
- I interested
- you interested
- he/she/it interested
- we interested
- you interested
- they interested
Onvoltooid verleden tijd
- ik interesseerde
- jij interesseerde
- hij/zij/het interesseerde
- wij interesseerden
- jullie interesseerden
- zij interesseerden
Present perfect
- I have interested
- you have interested
- he/she/it has interested
- we have interested
- you have interested
- they have interested
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïnteresseerd
- jij hebt geïnteresseerd
- hij/zij/het heeft geïnteresseerd
- wij hebben geïnteresseerd
- jullie hebben geïnteresseerd
- zij hebben geïnteresseerd
Past perfect
- I had interested
- you had interested
- he/she/it had interested
- we had interested
- you had interested
- they had interested
Voltooid verleden tijd
- ik had geïnteresseerd
- jij had geïnteresseerd
- hij/zij/het had geïnteresseerd
- wij hadden geïnteresseerd
- jullie hadden geïnteresseerd
- zij hadden geïnteresseerd
Future
- I will interest
- you will interest
- he/she/it will interest
- we will interest
- you will interest
- they will interest
Toekomende tijd I
- ik zal interesseren
- jij zult interesseren
- hij/zij/het zal interesseren
- wij zullen interesseren
- jullie zullen interesseren
- zij zullen interesseren
Future perfect
- I will have interested
- you will have interested
- he/she/it will have interested
- we will have interested
- you will have interested
- they will have interested
Toekomende tijd II
- ik zal geïnteresseerd hebben
- jij zult geïnteresseerd hebben
- hij/zij/het zal geïnteresseerd hebben
- wij zullen geïnteresseerd hebben
- jullie zullen geïnteresseerd hebben
- zij zullen geïnteresseerd hebben
Conditional present
- I would interest
- you would interest
- he/she/it would interest
- we would interest
- you would interest
- they would interest
Conditionalis I
- ik zou interesseren
- jij zou interesseren
- hij/zij/het zou interesseren
- wij zouden interesseren
- jullie zouden interesseren
- zij zouden interesseren
Conditional perfect
- I would have interested
- you would have interested
- he/she/it would have interested
- we would have interested
- you would have interested
- they would have interested
Conditionalis II
- ik zou hebben geïnteresseerd
- jij zou hebben geïnteresseerd
- hij/zij/het zou hebben geïnteresseerd
- wij zouden hebben geïnteresseerd
- jullie zouden hebben geïnteresseerd
- zij zouden hebben geïnteresseerd
Imperative
- you interest
- you interest
Imperatief
- jij interesseer
- jullie interesseert