Vervoeging van mail
Onbepaalde wijs (infinitief): to mail
Engels
Nederlands
Present
- I mail
- you mail
- he/she/it mails
- we mail
- you mail
- they mail
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik post
- jij post
- hij/zij/het post
- wij posten
- jullie posten
- zij posten
Simple past
- I mailed
- you mailed
- he/she/it mailed
- we mailed
- you mailed
- they mailed
Onvoltooid verleden tijd
- ik postte
- jij postte
- hij/zij/het postte
- wij postten
- jullie postten
- zij postten
Present perfect
- I have mailed
- you have mailed
- he/she/it has mailed
- we have mailed
- you have mailed
- they have mailed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepost
- jij hebt gepost
- hij/zij/het heeft gepost
- wij hebben gepost
- jullie hebben gepost
- zij hebben gepost
Past perfect
- I had mailed
- you had mailed
- he/she/it had mailed
- we had mailed
- you had mailed
- they had mailed
Voltooid verleden tijd
- ik had gepost
- jij had gepost
- hij/zij/het had gepost
- wij hadden gepost
- jullie hadden gepost
- zij hadden gepost
Future
- I will mail
- you will mail
- he/she/it will mail
- we will mail
- you will mail
- they will mail
Toekomende tijd I
- ik zal posten
- jij zult posten
- hij/zij/het zal posten
- wij zullen posten
- jullie zullen posten
- zij zullen posten
Future perfect
- I will have mailed
- you will have mailed
- he/she/it will have mailed
- we will have mailed
- you will have mailed
- they will have mailed
Toekomende tijd II
- ik zal gepost hebben
- jij zult gepost hebben
- hij/zij/het zal gepost hebben
- wij zullen gepost hebben
- jullie zullen gepost hebben
- zij zullen gepost hebben
Conditional present
- I would mail
- you would mail
- he/she/it would mail
- we would mail
- you would mail
- they would mail
Conditionalis I
- ik zou posten
- jij zou posten
- hij/zij/het zou posten
- wij zouden posten
- jullie zouden posten
- zij zouden posten
Conditional perfect
- I would have mailed
- you would have mailed
- he/she/it would have mailed
- we would have mailed
- you would have mailed
- they would have mailed
Conditionalis II
- ik zou hebben gepost
- jij zou hebben gepost
- hij/zij/het zou hebben gepost
- wij zouden hebben gepost
- jullie zouden hebben gepost
- zij zouden hebben gepost
Imperative
- you mail
- you mail
Imperatief
- jij post
- jullie post