Vervoeging van palpitate
Onbepaalde wijs (infinitief): to palpitate
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it palpitates
- they palpitate
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het palpiteert
- zij palpiteren
Simple past
- he/she/it palpitated
- they palpitated
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het palpiteerde
- zij palpiteerden
Present perfect
- he/she/it has palpitated
- they have palpitated
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gepalpiteerd
- zij hebben gepalpiteerd
Past perfect
- he/she/it had palpitated
- they had palpitated
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gepalpiteerd
- zij hadden gepalpiteerd
Future
- he/she/it will palpitate
- they will palpitate
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal palpiteren
- zij zult palpiteren
Future perfect
- he/she/it will have palpitated
- they will have palpitated
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gepalpiteerd hebben
- zij zult gepalpiteerd hebben
Conditional present
- he/she/it would palpitate
- they would palpitate
Conditionalis I
- hij/zij/het zal palpiteren
- zij zullen palpiteren
Conditional perfect
- he/she/it would have palpitated
- they would have palpitated
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben gepalpiteerd
- zij zullen hebben gepalpiteerd