Vervoeging van pollinate
Onbepaalde wijs (infinitief): to pollinate
Engels
Nederlands
Present
- I pollinate
- you pollinate
- he/she/it pollinates
- we pollinate
- you pollinate
- they pollinate
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bestuif
- jij bestuift
- hij/zij/het bestuift
- wij bestuiven
- jullie bestuiven
- zij bestuiven
Simple past
- I pollinated
- you pollinated
- he/she/it pollinated
- we pollinated
- you pollinated
- they pollinated
Onvoltooid verleden tijd
- ik bestoof
- jij bestoof
- hij/zij/het bestoof
- wij bestoven
- jullie bestoven
- zij bestoven
Present perfect
- I have pollinated
- you have pollinated
- he/she/it has pollinated
- we have pollinated
- you have pollinated
- they have pollinated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bestoven
- jij hebt bestoven
- hij/zij/het heeft bestoven
- wij hebben bestoven
- jullie hebben bestoven
- zij hebben bestoven
Past perfect
- I had pollinated
- you had pollinated
- he/she/it had pollinated
- we had pollinated
- you had pollinated
- they had pollinated
Voltooid verleden tijd
- ik had bestoven
- jij had bestoven
- hij/zij/het had bestoven
- wij hadden bestoven
- jullie hadden bestoven
- zij hadden bestoven
Future
- I will pollinate
- you will pollinate
- he/she/it will pollinate
- we will pollinate
- you will pollinate
- they will pollinate
Toekomende tijd I
- ik zal bestuiven
- jij zult bestuiven
- hij/zij/het zal bestuiven
- wij zullen bestuiven
- jullie zullen bestuiven
- zij zullen bestuiven
Future perfect
- I will have pollinated
- you will have pollinated
- he/she/it will have pollinated
- we will have pollinated
- you will have pollinated
- they will have pollinated
Toekomende tijd II
- ik zal bestoven hebben
- jij zult bestoven hebben
- hij/zij/het zal bestoven hebben
- wij zullen bestoven hebben
- jullie zullen bestoven hebben
- zij zullen bestoven hebben
Conditional present
- I would pollinate
- you would pollinate
- he/she/it would pollinate
- we would pollinate
- you would pollinate
- they would pollinate
Conditionalis I
- ik zou bestuiven
- jij zou bestuiven
- hij/zij/het zou bestuiven
- wij zouden bestuiven
- jullie zouden bestuiven
- zij zouden bestuiven
Conditional perfect
- I would have pollinated
- you would have pollinated
- he/she/it would have pollinated
- we would have pollinated
- you would have pollinated
- they would have pollinated
Conditionalis II
- ik zou hebben bestoven
- jij zou hebben bestoven
- hij/zij/het zou hebben bestoven
- wij zouden hebben bestoven
- jullie zouden hebben bestoven
- zij zouden hebben bestoven
Imperative
- you pollinate
- you pollinate
Imperatief
- jij bestuif
- jullie bestuift