Vervoeging van poultice
Onbepaalde wijs (infinitief): to poultice
Engels
Nederlands
Present
- I poultice
- you poultice
- he/she/it poultices
- we poultice
- you poultice
- they poultice
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pap
- jij papt
- hij/zij/het papt
- wij pappen
- jullie pappen
- zij pappen
Simple past
- I poulticed
- you poulticed
- he/she/it poulticed
- we poulticed
- you poulticed
- they poulticed
Onvoltooid verleden tijd
- ik papte
- jij papte
- hij/zij/het papte
- wij papten
- jullie papten
- zij papten
Present perfect
- I have poulticed
- you have poulticed
- he/she/it has poulticed
- we have poulticed
- you have poulticed
- they have poulticed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepapt
- jij hebt gepapt
- hij/zij/het heeft gepapt
- wij hebben gepapt
- jullie hebben gepapt
- zij hebben gepapt
Past perfect
- I had poulticed
- you had poulticed
- he/she/it had poulticed
- we had poulticed
- you had poulticed
- they had poulticed
Voltooid verleden tijd
- ik had gepapt
- jij had gepapt
- hij/zij/het had gepapt
- wij hadden gepapt
- jullie hadden gepapt
- zij hadden gepapt
Future
- I will poultice
- you will poultice
- he/she/it will poultice
- we will poultice
- you will poultice
- they will poultice
Toekomende tijd I
- ik zal pappen
- jij zult pappen
- hij/zij/het zal pappen
- wij zullen pappen
- jullie zullen pappen
- zij zullen pappen
Future perfect
- I will have poulticed
- you will have poulticed
- he/she/it will have poulticed
- we will have poulticed
- you will have poulticed
- they will have poulticed
Toekomende tijd II
- ik zal gepapt hebben
- jij zult gepapt hebben
- hij/zij/het zal gepapt hebben
- wij zullen gepapt hebben
- jullie zullen gepapt hebben
- zij zullen gepapt hebben
Conditional present
- I would poultice
- you would poultice
- he/she/it would poultice
- we would poultice
- you would poultice
- they would poultice
Conditionalis I
- ik zou pappen
- jij zou pappen
- hij/zij/het zou pappen
- wij zouden pappen
- jullie zouden pappen
- zij zouden pappen
Conditional perfect
- I would have poulticed
- you would have poulticed
- he/she/it would have poulticed
- we would have poulticed
- you would have poulticed
- they would have poulticed
Conditionalis II
- ik zou hebben gepapt
- jij zou hebben gepapt
- hij/zij/het zou hebben gepapt
- wij zouden hebben gepapt
- jullie zouden hebben gepapt
- zij zouden hebben gepapt
Imperative
- you poultice
- you poultice
Imperatief
- jij pap
- jullie papt