Vervoeging van putter

Engels

Nederlands

Present

  • I putter
  • you putter
  • he/she/it putters
  • we putter
  • you putter
  • they putter

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zeem
  • jij zeemt
  • hij/zij/het zeemt
  • wij zemen
  • jullie zemen
  • zij zemen

Simple past

  • I puttered
  • you puttered
  • he/she/it puttered
  • we puttered
  • you puttered
  • they puttered

Onvoltooid verleden tijd

  • ik zeemde
  • jij zeemde
  • hij/zij/het zeemde
  • wij zeemden
  • jullie zeemden
  • zij zeemden

Present perfect

  • I have puttered
  • you have puttered
  • he/she/it has puttered
  • we have puttered
  • you have puttered
  • they have puttered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gezeemd
  • jij hebt gezeemd
  • hij/zij/het heeft gezeemd
  • wij hebben gezeemd
  • jullie hebben gezeemd
  • zij hebben gezeemd

Past perfect

  • I had puttered
  • you had puttered
  • he/she/it had puttered
  • we had puttered
  • you had puttered
  • they had puttered

Voltooid verleden tijd

  • ik had gezeemd
  • jij had gezeemd
  • hij/zij/het had gezeemd
  • wij hadden gezeemd
  • jullie hadden gezeemd
  • zij hadden gezeemd

Future

  • I will putter
  • you will putter
  • he/she/it will putter
  • we will putter
  • you will putter
  • they will putter

Toekomende tijd I

  • ik zal zemen
  • jij zult zemen
  • hij/zij/het zal zemen
  • wij zullen zemen
  • jullie zullen zemen
  • zij zullen zemen

Future perfect

  • I will have puttered
  • you will have puttered
  • he/she/it will have puttered
  • we will have puttered
  • you will have puttered
  • they will have puttered

Toekomende tijd II

  • ik zal gezeemd hebben
  • jij zult gezeemd hebben
  • hij/zij/het zal gezeemd hebben
  • wij zullen gezeemd hebben
  • jullie zullen gezeemd hebben
  • zij zullen gezeemd hebben

Conditional present

  • I would putter
  • you would putter
  • he/she/it would putter
  • we would putter
  • you would putter
  • they would putter

Conditionalis I

  • ik zou zemen
  • jij zou zemen
  • hij/zij/het zou zemen
  • wij zouden zemen
  • jullie zouden zemen
  • zij zouden zemen

Conditional perfect

  • I would have puttered
  • you would have puttered
  • he/she/it would have puttered
  • we would have puttered
  • you would have puttered
  • they would have puttered

Conditionalis II

  • ik zou hebben gezeemd
  • jij zou hebben gezeemd
  • hij/zij/het zou hebben gezeemd
  • wij zouden hebben gezeemd
  • jullie zouden hebben gezeemd
  • zij zouden hebben gezeemd

Imperative

  • you putter
  • you putter

Imperatief

  • jij zeem
  • jullie zeemt

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van putter