Vervoeging van retard

Engels

Nederlands

Present

  • I retard
  • you retard
  • he/she/it retards
  • we retard
  • you retard
  • they retard

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik loop uit
  • jij loopt uit
  • hij/zij/het loopt uit
  • wij lopen uit
  • jullie lopen uit
  • zij lopen uit

Simple past

  • I retarded
  • you retarded
  • he/she/it retarded
  • we retarded
  • you retarded
  • they retarded

Onvoltooid verleden tijd

  • ik liep uit
  • jij liep uit
  • hij/zij/het liep uit
  • wij liepen uit
  • jullie liepen uit
  • zij liepen uit

Present perfect

  • I have retarded
  • you have retarded
  • he/she/it has retarded
  • we have retarded
  • you have retarded
  • they have retarded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben uitgelopen
  • jij bent uitgelopen
  • hij/zij/het is uitgelopen
  • wij zijn uitgelopen
  • jullie zijn uitgelopen
  • zij zijn uitgelopen

Past perfect

  • I had retarded
  • you had retarded
  • he/she/it had retarded
  • we had retarded
  • you had retarded
  • they had retarded

Voltooid verleden tijd

  • ik was uitgelopen
  • jij was uitgelopen
  • hij/zij/het was uitgelopen
  • wij waren uitgelopen
  • jullie waren uitgelopen
  • zij waren uitgelopen

Future

  • I will retard
  • you will retard
  • he/she/it will retard
  • we will retard
  • you will retard
  • they will retard

Toekomende tijd I

  • ik zal uitlopen
  • jij zult uitlopen
  • hij/zij/het zal uitlopen
  • wij zullen uitlopen
  • jullie zullen uitlopen
  • zij zullen uitlopen

Future perfect

  • I will have retarded
  • you will have retarded
  • he/she/it will have retarded
  • we will have retarded
  • you will have retarded
  • they will have retarded

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgelopen zijn
  • jij zult uitgelopen zijn
  • hij/zij/het zal uitgelopen zijn
  • wij zullen uitgelopen zijn
  • jullie zullen uitgelopen zijn
  • zij zullen uitgelopen zijn

Conditional present

  • I would retard
  • you would retard
  • he/she/it would retard
  • we would retard
  • you would retard
  • they would retard

Conditionalis I

  • ik zou uitlopen
  • jij zou uitlopen
  • hij/zij/het zou uitlopen
  • wij zouden uitlopen
  • jullie zouden uitlopen
  • zij zouden uitlopen

Conditional perfect

  • I would have retarded
  • you would have retarded
  • he/she/it would have retarded
  • we would have retarded
  • you would have retarded
  • they would have retarded

Conditionalis II

  • ik zou zijn uitgelopen
  • jij zou zijn uitgelopen
  • hij/zij/het zou zijn uitgelopen
  • wij zouden zijn uitgelopen
  • jullie zouden zijn uitgelopen
  • zij zouden zijn uitgelopen

Imperative

  • you retard
  • you retard

Imperatief

  • jij loop uit
  • jullie loopt uit

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van retard