Vervoeging van revel

Engels

Nederlands

Present

  • I revel
  • you revel
  • he/she/it revels
  • we revel
  • you revel
  • they revel

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik wek op
  • jij wekt op
  • hij/zij/het wekt op
  • wij wekken op
  • jullie wekken op
  • zij wekken op

Simple past

  • I reveled; revelled
  • you reveled; revelled
  • he/she/it reveled; revelled
  • we reveled; revelled
  • you reveled; revelled
  • they reveled; revelled

Onvoltooid verleden tijd

  • ik wekte op
  • jij wekte op
  • hij/zij/het wekte op
  • wij wekten op
  • jullie wekten op
  • zij wekten op

Present perfect

  • I have reveled; revelled
  • you have reveled; revelled
  • he/she/it has reveled; revelled
  • we have reveled; revelled
  • you have reveled; revelled
  • they have reveled; revelled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgewekt
  • jij hebt opgewekt
  • hij/zij/het heeft opgewekt
  • wij hebben opgewekt
  • jullie hebben opgewekt
  • zij hebben opgewekt

Past perfect

  • I had reveled; revelled
  • you had reveled; revelled
  • he/she/it had reveled; revelled
  • we had reveled; revelled
  • you had reveled; revelled
  • they had reveled; revelled

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgewekt
  • jij had opgewekt
  • hij/zij/het had opgewekt
  • wij hadden opgewekt
  • jullie hadden opgewekt
  • zij hadden opgewekt

Future

  • I will revel
  • you will revel
  • he/she/it will revel
  • we will revel
  • you will revel
  • they will revel

Toekomende tijd I

  • ik zal opwekken
  • jij zult opwekken
  • hij/zij/het zal opwekken
  • wij zullen opwekken
  • jullie zullen opwekken
  • zij zullen opwekken

Future perfect

  • I will have reveled; revelled
  • you will have reveled; revelled
  • he/she/it will have reveled; revelled
  • we will have reveled; revelled
  • you will have reveled; revelled
  • they will have reveled; revelled

Toekomende tijd II

  • ik zal opgewekt hebben
  • jij zult opgewekt hebben
  • hij/zij/het zal opgewekt hebben
  • wij zullen opgewekt hebben
  • jullie zullen opgewekt hebben
  • zij zullen opgewekt hebben

Conditional present

  • I would revel
  • you would revel
  • he/she/it would revel
  • we would revel
  • you would revel
  • they would revel

Conditionalis I

  • ik zou opwekken
  • jij zou opwekken
  • hij/zij/het zou opwekken
  • wij zouden opwekken
  • jullie zouden opwekken
  • zij zouden opwekken

Conditional perfect

  • I would have reveled; revelled
  • you would have reveled; revelled
  • he/she/it would have reveled; revelled
  • we would have reveled; revelled
  • you would have reveled; revelled
  • they would have reveled; revelled

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgewekt
  • jij zou hebben opgewekt
  • hij/zij/het zou hebben opgewekt
  • wij zouden hebben opgewekt
  • jullie zouden hebben opgewekt
  • zij zouden hebben opgewekt

Imperative

  • you revel
  • you revel

Imperatief

  • jij wek op
  • jullie wekt op

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van revel