Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it reverberates
  • they reverberate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het weerklinkt
  • zij weerklinken

Simple past

  • he/she/it reverberated
  • they reverberated

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het weerklonk
  • zij weerklonken

Present perfect

  • he/she/it has reverberated
  • they have reverberated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft weerklonken
  • zij hebben weerklonken

Past perfect

  • he/she/it had reverberated
  • they had reverberated

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had weerklonken
  • zij hadden weerklonken

Future

  • he/she/it will reverberate
  • they will reverberate

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal weerklinken
  • zij zult weerklinken

Future perfect

  • he/she/it will have reverberated
  • they will have reverberated

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal weerklonken hebben
  • zij zult weerklonken hebben

Conditional present

  • he/she/it would reverberate
  • they would reverberate

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal weerklinken
  • zij zullen weerklinken

Conditional perfect

  • he/she/it would have reverberated
  • they would have reverberated

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben weerklonken
  • zij zullen hebben weerklonken

Verwijzingen

Bekijk 18 definitie(s) van reverberate