Vervoeging van swell
Onbepaalde wijs (infinitief): to swell
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it swells
- they swell
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het zwelt aan
- zij zwellen aan
Simple past
- he/she/it swelled
- they swelled
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het zwol aan
- zij zwollen aan
Present perfect
- he/she/it has swollen; swelled
- they have swollen; swelled
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is aangezwollen
- zij zijn aangezwollen
Past perfect
- he/she/it had swollen; swelled
- they had swollen; swelled
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was aangezwollen
- zij waren aangezwollen
Future
- he/she/it will swell
- they will swell
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal aanzwellen
- zij zult aanzwellen
Future perfect
- he/she/it will have swollen; swelled
- they will have swollen; swelled
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal aangezwollen zijn
- zij zult aangezwollen zijn
Conditional present
- he/she/it would swell
- they would swell
Conditionalis I
- hij/zij/het zal aanzwellen
- zij zullen aanzwellen
Conditional perfect
- he/she/it would have swollen; swelled
- they would have swollen; swelled
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn aangezwollen
- zij zullen zijn aangezwollen