Vervoeging van transship
Onbepaalde wijs (infinitief): to transship
Engels
Nederlands
Present
- I transship
- you transship
- he/she/it transships
- we transship
- you transship
- they transship
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik scheep over
- jij scheept over
- hij/zij/het scheept over
- wij schepen over
- jullie schepen over
- zij schepen over
Simple past
- I transshipped
- you transshipped
- he/she/it transshipped
- we transshipped
- you transshipped
- they transshipped
Onvoltooid verleden tijd
- ik scheepte over
- jij scheepte over
- hij/zij/het scheepte over
- wij scheepten over
- jullie scheepten over
- zij scheepten over
Present perfect
- I have transshipped
- you have transshipped
- he/she/it has transshipped
- we have transshipped
- you have transshipped
- they have transshipped
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb overgescheept
- jij hebt overgescheept
- hij/zij/het heeft overgescheept
- wij hebben overgescheept
- jullie hebben overgescheept
- zij hebben overgescheept
Past perfect
- I had transshipped
- you had transshipped
- he/she/it had transshipped
- we had transshipped
- you had transshipped
- they had transshipped
Voltooid verleden tijd
- ik had overgescheept
- jij had overgescheept
- hij/zij/het had overgescheept
- wij hadden overgescheept
- jullie hadden overgescheept
- zij hadden overgescheept
Future
- I will transship
- you will transship
- he/she/it will transship
- we will transship
- you will transship
- they will transship
Toekomende tijd I
- ik zal overschepen
- jij zult overschepen
- hij/zij/het zal overschepen
- wij zullen overschepen
- jullie zullen overschepen
- zij zullen overschepen
Future perfect
- I will have transshipped
- you will have transshipped
- he/she/it will have transshipped
- we will have transshipped
- you will have transshipped
- they will have transshipped
Toekomende tijd II
- ik zal overgescheept hebben
- jij zult overgescheept hebben
- hij/zij/het zal overgescheept hebben
- wij zullen overgescheept hebben
- jullie zullen overgescheept hebben
- zij zullen overgescheept hebben
Conditional present
- I would transship
- you would transship
- he/she/it would transship
- we would transship
- you would transship
- they would transship
Conditionalis I
- ik zou overschepen
- jij zou overschepen
- hij/zij/het zou overschepen
- wij zouden overschepen
- jullie zouden overschepen
- zij zouden overschepen
Conditional perfect
- I would have transshipped
- you would have transshipped
- he/she/it would have transshipped
- we would have transshipped
- you would have transshipped
- they would have transshipped
Conditionalis II
- ik zou hebben overgescheept
- jij zou hebben overgescheept
- hij/zij/het zou hebben overgescheept
- wij zouden hebben overgescheept
- jullie zouden hebben overgescheept
- zij zouden hebben overgescheept
Imperative
- you transship
- you transship
Imperatief
- jij scheep over
- jullie scheept over