Vervoeging van triple
Onbepaalde wijs (infinitief): to triple
Engels
Nederlands
Present
- I triple
- you triple
- he/she/it triples
- we triple
- you triple
- they triple
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verdrievoudig
- jij verdrievoudigt
- hij/zij/het verdrievoudigt
- wij verdrievoudigen
- jullie verdrievoudigen
- zij verdrievoudigen
Simple past
- I tripled
- you tripled
- he/she/it tripled
- we tripled
- you tripled
- they tripled
Onvoltooid verleden tijd
- ik verdrievoudigde
- jij verdrievoudigde
- hij/zij/het verdrievoudigde
- wij verdrievoudigden
- jullie verdrievoudigden
- zij verdrievoudigden
Present perfect
- I have tripled
- you have tripled
- he/she/it has tripled
- we have tripled
- you have tripled
- they have tripled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verdrievoudigd
- jij hebt verdrievoudigd
- hij/zij/het heeft verdrievoudigd
- wij hebben verdrievoudigd
- jullie hebben verdrievoudigd
- zij hebben verdrievoudigd
Past perfect
- I had tripled
- you had tripled
- he/she/it had tripled
- we had tripled
- you had tripled
- they had tripled
Voltooid verleden tijd
- ik had verdrievoudigd
- jij had verdrievoudigd
- hij/zij/het had verdrievoudigd
- wij hadden verdrievoudigd
- jullie hadden verdrievoudigd
- zij hadden verdrievoudigd
Future
- I will triple
- you will triple
- he/she/it will triple
- we will triple
- you will triple
- they will triple
Toekomende tijd I
- ik zal verdrievoudigen
- jij zult verdrievoudigen
- hij/zij/het zal verdrievoudigen
- wij zullen verdrievoudigen
- jullie zullen verdrievoudigen
- zij zullen verdrievoudigen
Future perfect
- I will have tripled
- you will have tripled
- he/she/it will have tripled
- we will have tripled
- you will have tripled
- they will have tripled
Toekomende tijd II
- ik zal verdrievoudigd hebben
- jij zult verdrievoudigd hebben
- hij/zij/het zal verdrievoudigd hebben
- wij zullen verdrievoudigd hebben
- jullie zullen verdrievoudigd hebben
- zij zullen verdrievoudigd hebben
Conditional present
- I would triple
- you would triple
- he/she/it would triple
- we would triple
- you would triple
- they would triple
Conditionalis I
- ik zou verdrievoudigen
- jij zou verdrievoudigen
- hij/zij/het zou verdrievoudigen
- wij zouden verdrievoudigen
- jullie zouden verdrievoudigen
- zij zouden verdrievoudigen
Conditional perfect
- I would have tripled
- you would have tripled
- he/she/it would have tripled
- we would have tripled
- you would have tripled
- they would have tripled
Conditionalis II
- ik zou hebben verdrievoudigd
- jij zou hebben verdrievoudigd
- hij/zij/het zou hebben verdrievoudigd
- wij zouden hebben verdrievoudigd
- jullie zouden hebben verdrievoudigd
- zij zouden hebben verdrievoudigd
Imperative
- you triple
- you triple
Imperatief
- jij verdrievoudig
- jullie verdrievoudigt