Vervoeging van twiddle

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it twiddles
  • they twiddle

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het wervelt
  • zij wervelen

Simple past

  • he/she/it twiddled
  • they twiddled

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het wervelde
  • zij wervelden

Present perfect

  • he/she/it has twiddled
  • they have twiddled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gewerveld
  • zij hebben gewerveld

Past perfect

  • he/she/it had twiddled
  • they had twiddled

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gewerveld
  • zij hadden gewerveld

Future

  • he/she/it will twiddle
  • they will twiddle

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal wervelen
  • zij zult wervelen

Future perfect

  • he/she/it will have twiddled
  • they will have twiddled

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gewerveld hebben
  • zij zult gewerveld hebben

Conditional present

  • he/she/it would twiddle
  • they would twiddle

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal wervelen
  • zij zullen wervelen

Conditional perfect

  • he/she/it would have twiddled
  • they would have twiddled

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gewerveld
  • zij zullen hebben gewerveld

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van twiddle