Vervoeging van unbend

Engels

Nederlands

Present

  • I unbend
  • you unbend
  • he/she/it unbends
  • we unbend
  • you unbend
  • they unbend

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontspan
  • jij ontspant
  • hij/zij/het ontspant
  • wij ontspannen
  • jullie ontspannen
  • zij ontspannen

Simple past

  • I unbent
  • you unbent
  • he/she/it unbent
  • we unbent
  • you unbent
  • they unbent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontspande
  • jij ontspande
  • hij/zij/het ontspande
  • wij ontspanden
  • jullie ontspanden
  • zij ontspanden

Present perfect

  • I have unbent
  • you have unbent
  • he/she/it has unbent
  • we have unbent
  • you have unbent
  • they have unbent

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontspannen
  • jij hebt ontspannen
  • hij/zij/het heeft ontspannen
  • wij hebben ontspannen
  • jullie hebben ontspannen
  • zij hebben ontspannen

Past perfect

  • I had unbent
  • you had unbent
  • he/she/it had unbent
  • we had unbent
  • you had unbent
  • they had unbent

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontspannen
  • jij had ontspannen
  • hij/zij/het had ontspannen
  • wij hadden ontspannen
  • jullie hadden ontspannen
  • zij hadden ontspannen

Future

  • I will unbend
  • you will unbend
  • he/she/it will unbend
  • we will unbend
  • you will unbend
  • they will unbend

Toekomende tijd I

  • ik zal ontspannen
  • jij zult ontspannen
  • hij/zij/het zal ontspannen
  • wij zullen ontspannen
  • jullie zullen ontspannen
  • zij zullen ontspannen

Future perfect

  • I will have unbent
  • you will have unbent
  • he/she/it will have unbent
  • we will have unbent
  • you will have unbent
  • they will have unbent

Toekomende tijd II

  • ik zal ontspannen hebben
  • jij zult ontspannen hebben
  • hij/zij/het zal ontspannen hebben
  • wij zullen ontspannen hebben
  • jullie zullen ontspannen hebben
  • zij zullen ontspannen hebben

Conditional present

  • I would unbend
  • you would unbend
  • he/she/it would unbend
  • we would unbend
  • you would unbend
  • they would unbend

Conditionalis I

  • ik zou ontspannen
  • jij zou ontspannen
  • hij/zij/het zou ontspannen
  • wij zouden ontspannen
  • jullie zouden ontspannen
  • zij zouden ontspannen

Conditional perfect

  • I would have unbent
  • you would have unbent
  • he/she/it would have unbent
  • we would have unbent
  • you would have unbent
  • they would have unbent

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontspannen
  • jij zou hebben ontspannen
  • hij/zij/het zou hebben ontspannen
  • wij zouden hebben ontspannen
  • jullie zouden hebben ontspannen
  • zij zouden hebben ontspannen

Imperative

  • you unbend
  • you unbend

Imperatief

  • jij ontspan
  • jullie ontspant

Verwijzingen

Bekijk 9 definitie(s) van unbend