Vervoeging van uncork

Vertaling: ontkurken

Engels

Nederlands

Present

  • I uncork
  • you uncork
  • he/she/it uncorks
  • we uncork
  • you uncork
  • they uncork

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontkurk
  • jij ontkurkt
  • hij/zij/het ontkurkt
  • wij ontkurken
  • jullie ontkurken
  • zij ontkurken

Simple past

  • I uncorked
  • you uncorked
  • he/she/it uncorked
  • we uncorked
  • you uncorked
  • they uncorked

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontkurkte
  • jij ontkurkte
  • hij/zij/het ontkurkte
  • wij ontkurkten
  • jullie ontkurkten
  • zij ontkurkten

Present perfect

  • I have uncorked
  • you have uncorked
  • he/she/it has uncorked
  • we have uncorked
  • you have uncorked
  • they have uncorked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontkurkt
  • jij hebt ontkurkt
  • hij/zij/het heeft ontkurkt
  • wij hebben ontkurkt
  • jullie hebben ontkurkt
  • zij hebben ontkurkt

Past perfect

  • I had uncorked
  • you had uncorked
  • he/she/it had uncorked
  • we had uncorked
  • you had uncorked
  • they had uncorked

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontkurkt
  • jij had ontkurkt
  • hij/zij/het had ontkurkt
  • wij hadden ontkurkt
  • jullie hadden ontkurkt
  • zij hadden ontkurkt

Future

  • I will uncork
  • you will uncork
  • he/she/it will uncork
  • we will uncork
  • you will uncork
  • they will uncork

Toekomende tijd I

  • ik zal ontkurken
  • jij zult ontkurken
  • hij/zij/het zal ontkurken
  • wij zullen ontkurken
  • jullie zullen ontkurken
  • zij zullen ontkurken

Future perfect

  • I will have uncorked
  • you will have uncorked
  • he/she/it will have uncorked
  • we will have uncorked
  • you will have uncorked
  • they will have uncorked

Toekomende tijd II

  • ik zal ontkurkt hebben
  • jij zult ontkurkt hebben
  • hij/zij/het zal ontkurkt hebben
  • wij zullen ontkurkt hebben
  • jullie zullen ontkurkt hebben
  • zij zullen ontkurkt hebben

Conditional present

  • I would uncork
  • you would uncork
  • he/she/it would uncork
  • we would uncork
  • you would uncork
  • they would uncork

Conditionalis I

  • ik zou ontkurken
  • jij zou ontkurken
  • hij/zij/het zou ontkurken
  • wij zouden ontkurken
  • jullie zouden ontkurken
  • zij zouden ontkurken

Conditional perfect

  • I would have uncorked
  • you would have uncorked
  • he/she/it would have uncorked
  • we would have uncorked
  • you would have uncorked
  • they would have uncorked

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontkurkt
  • jij zou hebben ontkurkt
  • hij/zij/het zou hebben ontkurkt
  • wij zouden hebben ontkurkt
  • jullie zouden hebben ontkurkt
  • zij zouden hebben ontkurkt

Imperative

  • you uncork
  • you uncork

Imperatief

  • jij ontkurk
  • jullie ontkurkt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van uncork