Vervoeging van vindicate

Engels

Nederlands

Present

  • I vindicate
  • you vindicate
  • he/she/it vindicates
  • we vindicate
  • you vindicate
  • they vindicate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik billijk
  • jij billijkt
  • hij/zij/het billijkt
  • wij billijken
  • jullie billijken
  • zij billijken

Simple past

  • I vindicated
  • you vindicated
  • he/she/it vindicated
  • we vindicated
  • you vindicated
  • they vindicated

Onvoltooid verleden tijd

  • ik billijkte
  • jij billijkte
  • hij/zij/het billijkte
  • wij billijkten
  • jullie billijkten
  • zij billijkten

Present perfect

  • I have vindicated
  • you have vindicated
  • he/she/it has vindicated
  • we have vindicated
  • you have vindicated
  • they have vindicated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gebillijkt
  • jij hebt gebillijkt
  • hij/zij/het heeft gebillijkt
  • wij hebben gebillijkt
  • jullie hebben gebillijkt
  • zij hebben gebillijkt

Past perfect

  • I had vindicated
  • you had vindicated
  • he/she/it had vindicated
  • we had vindicated
  • you had vindicated
  • they had vindicated

Voltooid verleden tijd

  • ik had gebillijkt
  • jij had gebillijkt
  • hij/zij/het had gebillijkt
  • wij hadden gebillijkt
  • jullie hadden gebillijkt
  • zij hadden gebillijkt

Future

  • I will vindicate
  • you will vindicate
  • he/she/it will vindicate
  • we will vindicate
  • you will vindicate
  • they will vindicate

Toekomende tijd I

  • ik zal billijken
  • jij zult billijken
  • hij/zij/het zal billijken
  • wij zullen billijken
  • jullie zullen billijken
  • zij zullen billijken

Future perfect

  • I will have vindicated
  • you will have vindicated
  • he/she/it will have vindicated
  • we will have vindicated
  • you will have vindicated
  • they will have vindicated

Toekomende tijd II

  • ik zal gebillijkt hebben
  • jij zult gebillijkt hebben
  • hij/zij/het zal gebillijkt hebben
  • wij zullen gebillijkt hebben
  • jullie zullen gebillijkt hebben
  • zij zullen gebillijkt hebben

Conditional present

  • I would vindicate
  • you would vindicate
  • he/she/it would vindicate
  • we would vindicate
  • you would vindicate
  • they would vindicate

Conditionalis I

  • ik zou billijken
  • jij zou billijken
  • hij/zij/het zou billijken
  • wij zouden billijken
  • jullie zouden billijken
  • zij zouden billijken

Conditional perfect

  • I would have vindicated
  • you would have vindicated
  • he/she/it would have vindicated
  • we would have vindicated
  • you would have vindicated
  • they would have vindicated

Conditionalis II

  • ik zou hebben gebillijkt
  • jij zou hebben gebillijkt
  • hij/zij/het zou hebben gebillijkt
  • wij zouden hebben gebillijkt
  • jullie zouden hebben gebillijkt
  • zij zouden hebben gebillijkt

Imperative

  • you vindicate
  • you vindicate

Imperatief

  • jij billijk
  • jullie billijkt

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van vindicate