Vervoeging van vociferate
Onbepaalde wijs (infinitief): to vociferate
Engels
Nederlands
Present
- I vociferate
- you vociferate
- he/she/it vociferates
- we vociferate
- you vociferate
- they vociferate
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik brul
- jij brult
- hij/zij/het brult
- wij brullen
- jullie brullen
- zij brullen
Simple past
- I vociferated
- you vociferated
- he/she/it vociferated
- we vociferated
- you vociferated
- they vociferated
Onvoltooid verleden tijd
- ik brulde
- jij brulde
- hij/zij/het brulde
- wij brulden
- jullie brulden
- zij brulden
Present perfect
- I have vociferated
- you have vociferated
- he/she/it has vociferated
- we have vociferated
- you have vociferated
- they have vociferated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gebruld
- jij hebt gebruld
- hij/zij/het heeft gebruld
- wij hebben gebruld
- jullie hebben gebruld
- zij hebben gebruld
Past perfect
- I had vociferated
- you had vociferated
- he/she/it had vociferated
- we had vociferated
- you had vociferated
- they had vociferated
Voltooid verleden tijd
- ik had gebruld
- jij had gebruld
- hij/zij/het had gebruld
- wij hadden gebruld
- jullie hadden gebruld
- zij hadden gebruld
Future
- I will vociferate
- you will vociferate
- he/she/it will vociferate
- we will vociferate
- you will vociferate
- they will vociferate
Toekomende tijd I
- ik zal brullen
- jij zult brullen
- hij/zij/het zal brullen
- wij zullen brullen
- jullie zullen brullen
- zij zullen brullen
Future perfect
- I will have vociferated
- you will have vociferated
- he/she/it will have vociferated
- we will have vociferated
- you will have vociferated
- they will have vociferated
Toekomende tijd II
- ik zal gebruld hebben
- jij zult gebruld hebben
- hij/zij/het zal gebruld hebben
- wij zullen gebruld hebben
- jullie zullen gebruld hebben
- zij zullen gebruld hebben
Conditional present
- I would vociferate
- you would vociferate
- he/she/it would vociferate
- we would vociferate
- you would vociferate
- they would vociferate
Conditionalis I
- ik zou brullen
- jij zou brullen
- hij/zij/het zou brullen
- wij zouden brullen
- jullie zouden brullen
- zij zouden brullen
Conditional perfect
- I would have vociferated
- you would have vociferated
- he/she/it would have vociferated
- we would have vociferated
- you would have vociferated
- they would have vociferated
Conditionalis II
- ik zou hebben gebruld
- jij zou hebben gebruld
- hij/zij/het zou hebben gebruld
- wij zouden hebben gebruld
- jullie zouden hebben gebruld
- zij zouden hebben gebruld
Imperative
- you vociferate
- you vociferate
Imperatief
- jij brul
- jullie brult