Vervoeging van waltz
Onbepaalde wijs (infinitief): to waltz
Engels
Nederlands
Present
- I waltz
- you waltz
- he/she/it waltzes
- we waltz
- you waltz
- they waltz
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wals
- jij walst
- hij/zij/het walst
- wij walsen
- jullie walsen
- zij walsen
Simple past
- I waltzed
- you waltzed
- he/she/it waltzed
- we waltzed
- you waltzed
- they waltzed
Onvoltooid verleden tijd
- ik walste
- jij walste
- hij/zij/het walste
- wij walsten
- jullie walsten
- zij walsten
Present perfect
- I have waltzed
- you have waltzed
- he/she/it has waltzed
- we have waltzed
- you have waltzed
- they have waltzed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewalst
- jij hebt gewalst
- hij/zij/het heeft gewalst
- wij hebben gewalst
- jullie hebben gewalst
- zij hebben gewalst
Past perfect
- I had waltzed
- you had waltzed
- he/she/it had waltzed
- we had waltzed
- you had waltzed
- they had waltzed
Voltooid verleden tijd
- ik had gewalst
- jij had gewalst
- hij/zij/het had gewalst
- wij hadden gewalst
- jullie hadden gewalst
- zij hadden gewalst
Future
- I will waltz
- you will waltz
- he/she/it will waltz
- we will waltz
- you will waltz
- they will waltz
Toekomende tijd I
- ik zal walsen
- jij zult walsen
- hij/zij/het zal walsen
- wij zullen walsen
- jullie zullen walsen
- zij zullen walsen
Future perfect
- I will have waltzed
- you will have waltzed
- he/she/it will have waltzed
- we will have waltzed
- you will have waltzed
- they will have waltzed
Toekomende tijd II
- ik zal gewalst hebben
- jij zult gewalst hebben
- hij/zij/het zal gewalst hebben
- wij zullen gewalst hebben
- jullie zullen gewalst hebben
- zij zullen gewalst hebben
Conditional present
- I would waltz
- you would waltz
- he/she/it would waltz
- we would waltz
- you would waltz
- they would waltz
Conditionalis I
- ik zou walsen
- jij zou walsen
- hij/zij/het zou walsen
- wij zouden walsen
- jullie zouden walsen
- zij zouden walsen
Conditional perfect
- I would have waltzed
- you would have waltzed
- he/she/it would have waltzed
- we would have waltzed
- you would have waltzed
- they would have waltzed
Conditionalis II
- ik zou hebben gewalst
- jij zou hebben gewalst
- hij/zij/het zou hebben gewalst
- wij zouden hebben gewalst
- jullie zouden hebben gewalst
- zij zouden hebben gewalst
Imperative
- you waltz
- you waltz
Imperatief
- jij wals
- jullie walst