Vervoeging van abusar

Vertaling: misbruiken

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo abuso
  • abusas
  • él/ella abusa
  • nosotros abusamos
  • vosotros abusáis
  • ellos/ellas abusan

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik misbruik
  • jij misbruikt
  • hij/zij/het misbruikt
  • wij misbruiken
  • jullie misbruiken
  • zij misbruiken

Indefinido

  • yo abusé
  • abusaste
  • él/ella abusó
  • nosotros abusamos
  • vosotros abusasteis
  • ellos/ellas abusaron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik misbruikte
  • jij misbruikte
  • hij/zij/het misbruikte
  • wij misbruikten
  • jullie misbruikten
  • zij misbruikten

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he abusado
  • has abusado
  • él/ella ha abusado
  • nosotros hemos abusado
  • vosotros habéis abusado
  • ellos/ellas han abusado

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb misbruikt
  • jij hebt misbruikt
  • hij/zij/het heeft misbruikt
  • wij hebben misbruikt
  • jullie hebben misbruikt
  • zij hebben misbruikt

Pluscuamperfecto

  • yo había abusado
  • habías abusado
  • él/ella había abusado
  • nosotros habíamos abusado
  • vosotros habíais abusado
  • ellos/ellas habían abusado

Voltooid verleden tijd

  • ik had misbruikt
  • jij had misbruikt
  • hij/zij/het had misbruikt
  • wij hadden misbruikt
  • jullie hadden misbruikt
  • zij hadden misbruikt

Futuro I

  • yo abusaré
  • abusarás
  • él/ella abusará
  • nosotros abusaremos
  • vosotros abusaréis
  • ellos/ellas abusarán

Toekomende tijd I

  • ik zal misbruiken
  • jij zult misbruiken
  • hij/zij/het zal misbruiken
  • wij zullen misbruiken
  • jullie zullen misbruiken
  • zij zullen misbruiken

Futuro perfecto

  • yo habré abusado
  • habrás abusado
  • él/ella habrá abusado
  • nosotros habremos abusado
  • vosotros habréis abusado
  • ellos/ellas habrán abusado

Toekomende tijd II

  • ik zal misbruikt hebben
  • jij zult misbruikt hebben
  • hij/zij/het zal misbruikt hebben
  • wij zullen misbruikt hebben
  • jullie zullen misbruikt hebben
  • zij zullen misbruikt hebben

Condicional

  • yo abusaría
  • abusarías
  • él/ella abusaría
  • nosotros abusaríamos
  • vosotros abusaríais
  • ellos/ellas abusarían

Conditionalis I

  • ik zou misbruiken
  • jij zou misbruiken
  • hij/zij/het zou misbruiken
  • wij zouden misbruiken
  • jullie zouden misbruiken
  • zij zouden misbruiken

Condicional perfecto

  • yo habría abusado
  • habrías abusado
  • él/ella habría abusado
  • nosotros habríamos abusado
  • vosotros habríais abusado
  • ellos/ellas habrían abusado

Conditionalis II

  • ik zou hebben misbruikt
  • jij zou hebben misbruikt
  • hij/zij/het zou hebben misbruikt
  • wij zouden hebben misbruikt
  • jullie zouden hebben misbruikt
  • zij zouden hebben misbruikt

Imperativo presente

  • abusa
  • vosotros abusad

Imperatief

  • jij misbruik
  • jullie misbruikt