Vervoeging van acaparar
Onbepaalde wijs (infinitief): acaparar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo acaparo
- tú acaparas
- él/ella acapara
- nosotros acaparamos
- vosotros acaparáis
- ellos/ellas acaparan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hamster
- jij hamstert
- hij/zij/het hamstert
- wij hamsteren
- jullie hamsteren
- zij hamsteren
Indefinido
- yo acaparé
- tú acaparaste
- él/ella acaparó
- nosotros acaparamos
- vosotros acaparasteis
- ellos/ellas acapararon
Onvoltooid verleden tijd
- ik hamsterde
- jij hamsterde
- hij/zij/het hamsterde
- wij hamsterden
- jullie hamsterden
- zij hamsterden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he acaparado
- tú has acaparado
- él/ella ha acaparado
- nosotros hemos acaparado
- vosotros habéis acaparado
- ellos/ellas han acaparado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehamsterd
- jij hebt gehamsterd
- hij/zij/het heeft gehamsterd
- wij hebben gehamsterd
- jullie hebben gehamsterd
- zij hebben gehamsterd
Pluscuamperfecto
- yo había acaparado
- tú habías acaparado
- él/ella había acaparado
- nosotros habíamos acaparado
- vosotros habíais acaparado
- ellos/ellas habían acaparado
Voltooid verleden tijd
- ik had gehamsterd
- jij had gehamsterd
- hij/zij/het had gehamsterd
- wij hadden gehamsterd
- jullie hadden gehamsterd
- zij hadden gehamsterd
Futuro I
- yo acapararé
- tú acapararás
- él/ella acaparará
- nosotros acapararemos
- vosotros acapararéis
- ellos/ellas acapararán
Toekomende tijd I
- ik zal hamsteren
- jij zult hamsteren
- hij/zij/het zal hamsteren
- wij zullen hamsteren
- jullie zullen hamsteren
- zij zullen hamsteren
Futuro perfecto
- yo habré acaparado
- tú habrás acaparado
- él/ella habrá acaparado
- nosotros habremos acaparado
- vosotros habréis acaparado
- ellos/ellas habrán acaparado
Toekomende tijd II
- ik zal gehamsterd hebben
- jij zult gehamsterd hebben
- hij/zij/het zal gehamsterd hebben
- wij zullen gehamsterd hebben
- jullie zullen gehamsterd hebben
- zij zullen gehamsterd hebben
Condicional
- yo acapararía
- tú acapararías
- él/ella acapararía
- nosotros acapararíamos
- vosotros acapararíais
- ellos/ellas acapararían
Conditionalis I
- ik zou hamsteren
- jij zou hamsteren
- hij/zij/het zou hamsteren
- wij zouden hamsteren
- jullie zouden hamsteren
- zij zouden hamsteren
Condicional perfecto
- yo habría acaparado
- tú habrías acaparado
- él/ella habría acaparado
- nosotros habríamos acaparado
- vosotros habríais acaparado
- ellos/ellas habrían acaparado
Conditionalis II
- ik zou hebben gehamsterd
- jij zou hebben gehamsterd
- hij/zij/het zou hebben gehamsterd
- wij zouden hebben gehamsterd
- jullie zouden hebben gehamsterd
- zij zouden hebben gehamsterd
Imperativo presente
- tú acapara
- vosotros acaparad
Imperatief
- jij hamster
- jullie hamstert