Vervoeging van acunar
Onbepaalde wijs (infinitief): acunar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo acuno
- tú acunas
- él/ella acuna
- nosotros acunamos
- vosotros acunáis
- ellos/ellas acunan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik munt aan
- jij munt aan
- hij/zij/het munt aan
- wij munten aan
- jullie munten aan
- zij munten aan
Indefinido
- yo acuné
- tú acunaste
- él/ella acunó
- nosotros acunamos
- vosotros acunasteis
- ellos/ellas acunaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik muntte aan
- jij muntte aan
- hij/zij/het muntte aan
- wij muntten aan
- jullie muntten aan
- zij muntten aan
Pretérito perfecto compuesto
- yo he acunado
- tú has acunado
- él/ella ha acunado
- nosotros hemos acunado
- vosotros habéis acunado
- ellos/ellas han acunado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangemunt
- jij hebt aangemunt
- hij/zij/het heeft aangemunt
- wij hebben aangemunt
- jullie hebben aangemunt
- zij hebben aangemunt
Pluscuamperfecto
- yo había acunado
- tú habías acunado
- él/ella había acunado
- nosotros habíamos acunado
- vosotros habíais acunado
- ellos/ellas habían acunado
Voltooid verleden tijd
- ik had aangemunt
- jij had aangemunt
- hij/zij/het had aangemunt
- wij hadden aangemunt
- jullie hadden aangemunt
- zij hadden aangemunt
Futuro I
- yo acunaré
- tú acunarás
- él/ella acunará
- nosotros acunaremos
- vosotros acunaréis
- ellos/ellas acunarán
Toekomende tijd I
- ik zal aanmunten
- jij zult aanmunten
- hij/zij/het zal aanmunten
- wij zullen aanmunten
- jullie zullen aanmunten
- zij zullen aanmunten
Futuro perfecto
- yo habré acunado
- tú habrás acunado
- él/ella habrá acunado
- nosotros habremos acunado
- vosotros habréis acunado
- ellos/ellas habrán acunado
Toekomende tijd II
- ik zal aangemunt hebben
- jij zult aangemunt hebben
- hij/zij/het zal aangemunt hebben
- wij zullen aangemunt hebben
- jullie zullen aangemunt hebben
- zij zullen aangemunt hebben
Condicional
- yo acunaría
- tú acunarías
- él/ella acunaría
- nosotros acunaríamos
- vosotros acunaríais
- ellos/ellas acunarían
Conditionalis I
- ik zou aanmunten
- jij zou aanmunten
- hij/zij/het zou aanmunten
- wij zouden aanmunten
- jullie zouden aanmunten
- zij zouden aanmunten
Condicional perfecto
- yo habría acunado
- tú habrías acunado
- él/ella habría acunado
- nosotros habríamos acunado
- vosotros habríais acunado
- ellos/ellas habrían acunado
Conditionalis II
- ik zou hebben aangemunt
- jij zou hebben aangemunt
- hij/zij/het zou hebben aangemunt
- wij zouden hebben aangemunt
- jullie zouden hebben aangemunt
- zij zouden hebben aangemunt
Imperativo presente
- tú acuna
- vosotros acunad
Imperatief
- jij munt aan
- jullie munt aan