Vervoeging van afectar
Onbepaalde wijs (infinitief): afectar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo afecto
- tú afectas
- él/ella afecta
- nosotros afectamos
- vosotros afectáis
- ellos/ellas afectan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik doe aan
- jij doet aan
- hij/zij/het doet aan
- wij doen aan
- jullie doen aan
- zij doen aan
Indefinido
- yo afecté
- tú afectaste
- él/ella afectó
- nosotros afectamos
- vosotros afectasteis
- ellos/ellas afectaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik deed aan
- jij deed aan
- hij/zij/het deed aan
- wij deden aan
- jullie deden aan
- zij deden aan
Pretérito perfecto compuesto
- yo he afectado
- tú has afectado
- él/ella ha afectado
- nosotros hemos afectado
- vosotros habéis afectado
- ellos/ellas han afectado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangedaan
- jij hebt aangedaan
- hij/zij/het heeft aangedaan
- wij hebben aangedaan
- jullie hebben aangedaan
- zij hebben aangedaan
Pluscuamperfecto
- yo había afectado
- tú habías afectado
- él/ella había afectado
- nosotros habíamos afectado
- vosotros habíais afectado
- ellos/ellas habían afectado
Voltooid verleden tijd
- ik had aangedaan
- jij had aangedaan
- hij/zij/het had aangedaan
- wij hadden aangedaan
- jullie hadden aangedaan
- zij hadden aangedaan
Futuro I
- yo afectaré
- tú afectarás
- él/ella afectará
- nosotros afectaremos
- vosotros afectaréis
- ellos/ellas afectarán
Toekomende tijd I
- ik zal aandoen
- jij zult aandoen
- hij/zij/het zal aandoen
- wij zullen aandoen
- jullie zullen aandoen
- zij zullen aandoen
Futuro perfecto
- yo habré afectado
- tú habrás afectado
- él/ella habrá afectado
- nosotros habremos afectado
- vosotros habréis afectado
- ellos/ellas habrán afectado
Toekomende tijd II
- ik zal aangedaan hebben
- jij zult aangedaan hebben
- hij/zij/het zal aangedaan hebben
- wij zullen aangedaan hebben
- jullie zullen aangedaan hebben
- zij zullen aangedaan hebben
Condicional
- yo afectaría
- tú afectarías
- él/ella afectaría
- nosotros afectaríamos
- vosotros afectaríais
- ellos/ellas afectarían
Conditionalis I
- ik zou aandoen
- jij zou aandoen
- hij/zij/het zou aandoen
- wij zouden aandoen
- jullie zouden aandoen
- zij zouden aandoen
Condicional perfecto
- yo habría afectado
- tú habrías afectado
- él/ella habría afectado
- nosotros habríamos afectado
- vosotros habríais afectado
- ellos/ellas habrían afectado
Conditionalis II
- ik zou hebben aangedaan
- jij zou hebben aangedaan
- hij/zij/het zou hebben aangedaan
- wij zouden hebben aangedaan
- jullie zouden hebben aangedaan
- zij zouden hebben aangedaan
Imperativo presente
- tú afecta
- vosotros afectad
Imperatief
- jij doe aan
- jullie doet aan