Vervoeging van amainar
Onbepaalde wijs (infinitief): amainar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo amaíno
- tú amaínas
- él/ella amaína
- nosotros amainamos
- vosotros amaináis
- ellos/ellas amaínan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verflauw
- jij verflauwt
- hij/zij/het verflauwt
- wij verflauwen
- jullie verflauwen
- zij verflauwen
Indefinido
- yo amainé
- tú amainaste
- él/ella amainó
- nosotros amainamos
- vosotros amainasteis
- ellos/ellas amainaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik verflauwde
- jij verflauwde
- hij/zij/het verflauwde
- wij verflauwden
- jullie verflauwden
- zij verflauwden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he amainado
- tú has amainado
- él/ella ha amainado
- nosotros hemos amainado
- vosotros habéis amainado
- ellos/ellas han amainado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben verflauwd
- jij bent verflauwd
- hij/zij/het is verflauwd
- wij zijn verflauwd
- jullie zijn verflauwd
- zij zijn verflauwd
Pluscuamperfecto
- yo había amainado
- tú habías amainado
- él/ella había amainado
- nosotros habíamos amainado
- vosotros habíais amainado
- ellos/ellas habían amainado
Voltooid verleden tijd
- ik was verflauwd
- jij was verflauwd
- hij/zij/het was verflauwd
- wij waren verflauwd
- jullie waren verflauwd
- zij waren verflauwd
Futuro I
- yo amainaré
- tú amainarás
- él/ella amainará
- nosotros amainaremos
- vosotros amainaréis
- ellos/ellas amainarán
Toekomende tijd I
- ik zal verflauwen
- jij zult verflauwen
- hij/zij/het zal verflauwen
- wij zullen verflauwen
- jullie zullen verflauwen
- zij zullen verflauwen
Futuro perfecto
- yo habré amainado
- tú habrás amainado
- él/ella habrá amainado
- nosotros habremos amainado
- vosotros habréis amainado
- ellos/ellas habrán amainado
Toekomende tijd II
- ik zal verflauwd zijn
- jij zult verflauwd zijn
- hij/zij/het zal verflauwd zijn
- wij zullen verflauwd zijn
- jullie zullen verflauwd zijn
- zij zullen verflauwd zijn
Condicional
- yo amainaría
- tú amainarías
- él/ella amainaría
- nosotros amainaríamos
- vosotros amainaríais
- ellos/ellas amainarían
Conditionalis I
- ik zou verflauwen
- jij zou verflauwen
- hij/zij/het zou verflauwen
- wij zouden verflauwen
- jullie zouden verflauwen
- zij zouden verflauwen
Condicional perfecto
- yo habría amainado
- tú habrías amainado
- él/ella habría amainado
- nosotros habríamos amainado
- vosotros habríais amainado
- ellos/ellas habrían amainado
Conditionalis II
- ik zou zijn verflauwd
- jij zou zijn verflauwd
- hij/zij/het zou zijn verflauwd
- wij zouden zijn verflauwd
- jullie zouden zijn verflauwd
- zij zouden zijn verflauwd
Imperativo presente
- tú amaína
- vosotros amainad
Imperatief
- jij verflauw
- jullie verflauwt