Vervoeging van asimilar
Onbepaalde wijs (infinitief): asimilar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo asimilo
- tú asimilas
- él/ella asimila
- nosotros asimilamos
- vosotros asimiláis
- ellos/ellas asimilan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik assimileer
- jij assimileert
- hij/zij/het assimileert
- wij assimileren
- jullie assimileren
- zij assimileren
Indefinido
- yo asimilé
- tú asimilaste
- él/ella asimiló
- nosotros asimilamos
- vosotros asimilasteis
- ellos/ellas asimilaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik assimileerde
- jij assimileerde
- hij/zij/het assimileerde
- wij assimileerden
- jullie assimileerden
- zij assimileerden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he asimilado
- tú has asimilado
- él/ella ha asimilado
- nosotros hemos asimilado
- vosotros habéis asimilado
- ellos/ellas han asimilado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geassimileerd
- jij hebt geassimileerd
- hij/zij/het heeft geassimileerd
- wij hebben geassimileerd
- jullie hebben geassimileerd
- zij hebben geassimileerd
Pluscuamperfecto
- yo había asimilado
- tú habías asimilado
- él/ella había asimilado
- nosotros habíamos asimilado
- vosotros habíais asimilado
- ellos/ellas habían asimilado
Voltooid verleden tijd
- ik had geassimileerd
- jij had geassimileerd
- hij/zij/het had geassimileerd
- wij hadden geassimileerd
- jullie hadden geassimileerd
- zij hadden geassimileerd
Futuro I
- yo asimilaré
- tú asimilarás
- él/ella asimilará
- nosotros asimilaremos
- vosotros asimilaréis
- ellos/ellas asimilarán
Toekomende tijd I
- ik zal assimileren
- jij zult assimileren
- hij/zij/het zal assimileren
- wij zullen assimileren
- jullie zullen assimileren
- zij zullen assimileren
Futuro perfecto
- yo habré asimilado
- tú habrás asimilado
- él/ella habrá asimilado
- nosotros habremos asimilado
- vosotros habréis asimilado
- ellos/ellas habrán asimilado
Toekomende tijd II
- ik zal geassimileerd hebben
- jij zult geassimileerd hebben
- hij/zij/het zal geassimileerd hebben
- wij zullen geassimileerd hebben
- jullie zullen geassimileerd hebben
- zij zullen geassimileerd hebben
Condicional
- yo asimilaría
- tú asimilarías
- él/ella asimilaría
- nosotros asimilaríamos
- vosotros asimilaríais
- ellos/ellas asimilarían
Conditionalis I
- ik zou assimileren
- jij zou assimileren
- hij/zij/het zou assimileren
- wij zouden assimileren
- jullie zouden assimileren
- zij zouden assimileren
Condicional perfecto
- yo habría asimilado
- tú habrías asimilado
- él/ella habría asimilado
- nosotros habríamos asimilado
- vosotros habríais asimilado
- ellos/ellas habrían asimilado
Conditionalis II
- ik zou hebben geassimileerd
- jij zou hebben geassimileerd
- hij/zij/het zou hebben geassimileerd
- wij zouden hebben geassimileerd
- jullie zouden hebben geassimileerd
- zij zouden hebben geassimileerd
Imperativo presente
- tú asimila
- vosotros asimilad
Imperatief
- jij assimileer
- jullie assimileert