Vervoeging van borrar
Onbepaalde wijs (infinitief): borrar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo borro
- tú borras
- él/ella borra
- nosotros borramos
- vosotros borráis
- ellos/ellas borran
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wis
- jij wist
- hij/zij/het wist
- wij wissen
- jullie wissen
- zij wissen
Indefinido
- yo borré
- tú borraste
- él/ella borró
- nosotros borramos
- vosotros borrasteis
- ellos/ellas borraron
Onvoltooid verleden tijd
- ik wiste
- jij wiste
- hij/zij/het wiste
- wij wisten
- jullie wisten
- zij wisten
Pretérito perfecto compuesto
- yo he borrado
- tú has borrado
- él/ella ha borrado
- nosotros hemos borrado
- vosotros habéis borrado
- ellos/ellas han borrado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewist
- jij hebt gewist
- hij/zij/het heeft gewist
- wij hebben gewist
- jullie hebben gewist
- zij hebben gewist
Pluscuamperfecto
- yo había borrado
- tú habías borrado
- él/ella había borrado
- nosotros habíamos borrado
- vosotros habíais borrado
- ellos/ellas habían borrado
Voltooid verleden tijd
- ik had gewist
- jij had gewist
- hij/zij/het had gewist
- wij hadden gewist
- jullie hadden gewist
- zij hadden gewist
Futuro I
- yo borraré
- tú borrarás
- él/ella borrará
- nosotros borraremos
- vosotros borraréis
- ellos/ellas borrarán
Toekomende tijd I
- ik zal wissen
- jij zult wissen
- hij/zij/het zal wissen
- wij zullen wissen
- jullie zullen wissen
- zij zullen wissen
Futuro perfecto
- yo habré borrado
- tú habrás borrado
- él/ella habrá borrado
- nosotros habremos borrado
- vosotros habréis borrado
- ellos/ellas habrán borrado
Toekomende tijd II
- ik zal gewist hebben
- jij zult gewist hebben
- hij/zij/het zal gewist hebben
- wij zullen gewist hebben
- jullie zullen gewist hebben
- zij zullen gewist hebben
Condicional
- yo borraría
- tú borrarías
- él/ella borraría
- nosotros borraríamos
- vosotros borraríais
- ellos/ellas borrarían
Conditionalis I
- ik zou wissen
- jij zou wissen
- hij/zij/het zou wissen
- wij zouden wissen
- jullie zouden wissen
- zij zouden wissen
Condicional perfecto
- yo habría borrado
- tú habrías borrado
- él/ella habría borrado
- nosotros habríamos borrado
- vosotros habríais borrado
- ellos/ellas habrían borrado
Conditionalis II
- ik zou hebben gewist
- jij zou hebben gewist
- hij/zij/het zou hebben gewist
- wij zouden hebben gewist
- jullie zouden hebben gewist
- zij zouden hebben gewist
Imperativo presente
- tú borra
- vosotros borrad
Imperatief
- jij wis
- jullie wist