Vervoeging van botar
Onbepaalde wijs (infinitief): botar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo boto
- tú botas
- él/ella bota
- nosotros botamos
- vosotros botáis
- ellos/ellas botan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik dompel in
- jij dompelt in
- hij/zij/het dompelt in
- wij dompelen in
- jullie dompelen in
- zij dompelen in
Indefinido
- yo boté
- tú botaste
- él/ella botó
- nosotros botamos
- vosotros botasteis
- ellos/ellas botaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik dompelde in
- jij dompelde in
- hij/zij/het dompelde in
- wij dompelden in
- jullie dompelden in
- zij dompelden in
Pretérito perfecto compuesto
- yo he botado
- tú has botado
- él/ella ha botado
- nosotros hemos botado
- vosotros habéis botado
- ellos/ellas han botado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingedompeld
- jij hebt ingedompeld
- hij/zij/het heeft ingedompeld
- wij hebben ingedompeld
- jullie hebben ingedompeld
- zij hebben ingedompeld
Pluscuamperfecto
- yo había botado
- tú habías botado
- él/ella había botado
- nosotros habíamos botado
- vosotros habíais botado
- ellos/ellas habían botado
Voltooid verleden tijd
- ik had ingedompeld
- jij had ingedompeld
- hij/zij/het had ingedompeld
- wij hadden ingedompeld
- jullie hadden ingedompeld
- zij hadden ingedompeld
Futuro I
- yo botaré
- tú botarás
- él/ella botará
- nosotros botaremos
- vosotros botaréis
- ellos/ellas botarán
Toekomende tijd I
- ik zal indompelen
- jij zult indompelen
- hij/zij/het zal indompelen
- wij zullen indompelen
- jullie zullen indompelen
- zij zullen indompelen
Futuro perfecto
- yo habré botado
- tú habrás botado
- él/ella habrá botado
- nosotros habremos botado
- vosotros habréis botado
- ellos/ellas habrán botado
Toekomende tijd II
- ik zal ingedompeld hebben
- jij zult ingedompeld hebben
- hij/zij/het zal ingedompeld hebben
- wij zullen ingedompeld hebben
- jullie zullen ingedompeld hebben
- zij zullen ingedompeld hebben
Condicional
- yo botaría
- tú botarías
- él/ella botaría
- nosotros botaríamos
- vosotros botaríais
- ellos/ellas botarían
Conditionalis I
- ik zou indompelen
- jij zou indompelen
- hij/zij/het zou indompelen
- wij zouden indompelen
- jullie zouden indompelen
- zij zouden indompelen
Condicional perfecto
- yo habría botado
- tú habrías botado
- él/ella habría botado
- nosotros habríamos botado
- vosotros habríais botado
- ellos/ellas habrían botado
Conditionalis II
- ik zou hebben ingedompeld
- jij zou hebben ingedompeld
- hij/zij/het zou hebben ingedompeld
- wij zouden hebben ingedompeld
- jullie zouden hebben ingedompeld
- zij zouden hebben ingedompeld
Imperativo presente
- tú bota
- vosotros botad
Imperatief
- jij dompel in
- jullie dompelt in