Vervoeging van boxear
Onbepaalde wijs (infinitief): boxear
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo boxeo
- tú boxeas
- él/ella boxea
- nosotros boxeamos
- vosotros boxeáis
- ellos/ellas boxean
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik boks
- jij bokst
- hij/zij/het bokst
- wij boksen
- jullie boksen
- zij boksen
Indefinido
- yo boxeé
- tú boxeaste
- él/ella boxeó
- nosotros boxeamos
- vosotros boxeasteis
- ellos/ellas boxearon
Onvoltooid verleden tijd
- ik bokste
- jij bokste
- hij/zij/het bokste
- wij boksten
- jullie boksten
- zij boksten
Pretérito perfecto compuesto
- yo he boxeado
- tú has boxeado
- él/ella ha boxeado
- nosotros hemos boxeado
- vosotros habéis boxeado
- ellos/ellas han boxeado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gebokst
- jij hebt gebokst
- hij/zij/het heeft gebokst
- wij hebben gebokst
- jullie hebben gebokst
- zij hebben gebokst
Pluscuamperfecto
- yo había boxeado
- tú habías boxeado
- él/ella había boxeado
- nosotros habíamos boxeado
- vosotros habíais boxeado
- ellos/ellas habían boxeado
Voltooid verleden tijd
- ik had gebokst
- jij had gebokst
- hij/zij/het had gebokst
- wij hadden gebokst
- jullie hadden gebokst
- zij hadden gebokst
Futuro I
- yo boxearé
- tú boxearás
- él/ella boxeará
- nosotros boxearemos
- vosotros boxearéis
- ellos/ellas boxearán
Toekomende tijd I
- ik zal boksen
- jij zult boksen
- hij/zij/het zal boksen
- wij zullen boksen
- jullie zullen boksen
- zij zullen boksen
Futuro perfecto
- yo habré boxeado
- tú habrás boxeado
- él/ella habrá boxeado
- nosotros habremos boxeado
- vosotros habréis boxeado
- ellos/ellas habrán boxeado
Toekomende tijd II
- ik zal gebokst hebben
- jij zult gebokst hebben
- hij/zij/het zal gebokst hebben
- wij zullen gebokst hebben
- jullie zullen gebokst hebben
- zij zullen gebokst hebben
Condicional
- yo boxearía
- tú boxearías
- él/ella boxearía
- nosotros boxearíamos
- vosotros boxearíais
- ellos/ellas boxearían
Conditionalis I
- ik zou boksen
- jij zou boksen
- hij/zij/het zou boksen
- wij zouden boksen
- jullie zouden boksen
- zij zouden boksen
Condicional perfecto
- yo habría boxeado
- tú habrías boxeado
- él/ella habría boxeado
- nosotros habríamos boxeado
- vosotros habríais boxeado
- ellos/ellas habrían boxeado
Conditionalis II
- ik zou hebben gebokst
- jij zou hebben gebokst
- hij/zij/het zou hebben gebokst
- wij zouden hebben gebokst
- jullie zouden hebben gebokst
- zij zouden hebben gebokst
Imperativo presente
- tú boxea
- vosotros boxead
Imperatief
- jij boks
- jullie bokst