Vervoeging van confitar
Onbepaalde wijs (infinitief): confitar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo confito
- tú confitas
- él/ella confita
- nosotros confitamos
- vosotros confitáis
- ellos/ellas confitan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik leg in
- jij legt in
- hij/zij/het legt in
- wij leggen in
- jullie leggen in
- zij leggen in
Indefinido
- yo confité
- tú confitaste
- él/ella confitó
- nosotros confitamos
- vosotros confitasteis
- ellos/ellas confitaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik legde in
- jij legde in
- hij/zij/het legde in
- wij legden in
- jullie legden in
- zij legden in
Pretérito perfecto compuesto
- yo he confitado
- tú has confitado
- él/ella ha confitado
- nosotros hemos confitado
- vosotros habéis confitado
- ellos/ellas han confitado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingelegd
- jij hebt ingelegd
- hij/zij/het heeft ingelegd
- wij hebben ingelegd
- jullie hebben ingelegd
- zij hebben ingelegd
Pluscuamperfecto
- yo había confitado
- tú habías confitado
- él/ella había confitado
- nosotros habíamos confitado
- vosotros habíais confitado
- ellos/ellas habían confitado
Voltooid verleden tijd
- ik had ingelegd
- jij had ingelegd
- hij/zij/het had ingelegd
- wij hadden ingelegd
- jullie hadden ingelegd
- zij hadden ingelegd
Futuro I
- yo confitaré
- tú confitarás
- él/ella confitará
- nosotros confitaremos
- vosotros confitaréis
- ellos/ellas confitarán
Toekomende tijd I
- ik zal inleggen
- jij zult inleggen
- hij/zij/het zal inleggen
- wij zullen inleggen
- jullie zullen inleggen
- zij zullen inleggen
Futuro perfecto
- yo habré confitado
- tú habrás confitado
- él/ella habrá confitado
- nosotros habremos confitado
- vosotros habréis confitado
- ellos/ellas habrán confitado
Toekomende tijd II
- ik zal ingelegd hebben
- jij zult ingelegd hebben
- hij/zij/het zal ingelegd hebben
- wij zullen ingelegd hebben
- jullie zullen ingelegd hebben
- zij zullen ingelegd hebben
Condicional
- yo confitaría
- tú confitarías
- él/ella confitaría
- nosotros confitaríamos
- vosotros confitaríais
- ellos/ellas confitarían
Conditionalis I
- ik zou inleggen
- jij zou inleggen
- hij/zij/het zou inleggen
- wij zouden inleggen
- jullie zouden inleggen
- zij zouden inleggen
Condicional perfecto
- yo habría confitado
- tú habrías confitado
- él/ella habría confitado
- nosotros habríamos confitado
- vosotros habríais confitado
- ellos/ellas habrían confitado
Conditionalis II
- ik zou hebben ingelegd
- jij zou hebben ingelegd
- hij/zij/het zou hebben ingelegd
- wij zouden hebben ingelegd
- jullie zouden hebben ingelegd
- zij zouden hebben ingelegd
Imperativo presente
- tú confita
- vosotros confitad
Imperatief
- jij leg in
- jullie legt in