Vervoeging van conglomerar

Vertaling: samenvoegen

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo conglomero
  • conglomeras
  • él/ella conglomera
  • nosotros conglomeramos
  • vosotros conglomeráis
  • ellos/ellas conglomeran

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik voeg samen
  • jij voegt samen
  • hij/zij/het voegt samen
  • wij voegen samen
  • jullie voegen samen
  • zij voegen samen

Indefinido

  • yo conglomeré
  • conglomeraste
  • él/ella conglomeró
  • nosotros conglomeramos
  • vosotros conglomerasteis
  • ellos/ellas conglomeraron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik voegde samen
  • jij voegde samen
  • hij/zij/het voegde samen
  • wij voegden samen
  • jullie voegden samen
  • zij voegden samen

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he conglomerado
  • has conglomerado
  • él/ella ha conglomerado
  • nosotros hemos conglomerado
  • vosotros habéis conglomerado
  • ellos/ellas han conglomerado

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb samengevoegd
  • jij hebt samengevoegd
  • hij/zij/het heeft samengevoegd
  • wij hebben samengevoegd
  • jullie hebben samengevoegd
  • zij hebben samengevoegd

Pluscuamperfecto

  • yo había conglomerado
  • habías conglomerado
  • él/ella había conglomerado
  • nosotros habíamos conglomerado
  • vosotros habíais conglomerado
  • ellos/ellas habían conglomerado

Voltooid verleden tijd

  • ik had samengevoegd
  • jij had samengevoegd
  • hij/zij/het had samengevoegd
  • wij hadden samengevoegd
  • jullie hadden samengevoegd
  • zij hadden samengevoegd

Futuro I

  • yo conglomeraré
  • conglomerarás
  • él/ella conglomerará
  • nosotros conglomeraremos
  • vosotros conglomeraréis
  • ellos/ellas conglomerarán

Toekomende tijd I

  • ik zal samenvoegen
  • jij zult samenvoegen
  • hij/zij/het zal samenvoegen
  • wij zullen samenvoegen
  • jullie zullen samenvoegen
  • zij zullen samenvoegen

Futuro perfecto

  • yo habré conglomerado
  • habrás conglomerado
  • él/ella habrá conglomerado
  • nosotros habremos conglomerado
  • vosotros habréis conglomerado
  • ellos/ellas habrán conglomerado

Toekomende tijd II

  • ik zal samengevoegd hebben
  • jij zult samengevoegd hebben
  • hij/zij/het zal samengevoegd hebben
  • wij zullen samengevoegd hebben
  • jullie zullen samengevoegd hebben
  • zij zullen samengevoegd hebben

Condicional

  • yo conglomeraría
  • conglomerarías
  • él/ella conglomeraría
  • nosotros conglomeraríamos
  • vosotros conglomeraríais
  • ellos/ellas conglomerarían

Conditionalis I

  • ik zou samenvoegen
  • jij zou samenvoegen
  • hij/zij/het zou samenvoegen
  • wij zouden samenvoegen
  • jullie zouden samenvoegen
  • zij zouden samenvoegen

Condicional perfecto

  • yo habría conglomerado
  • habrías conglomerado
  • él/ella habría conglomerado
  • nosotros habríamos conglomerado
  • vosotros habríais conglomerado
  • ellos/ellas habrían conglomerado

Conditionalis II

  • ik zou hebben samengevoegd
  • jij zou hebben samengevoegd
  • hij/zij/het zou hebben samengevoegd
  • wij zouden hebben samengevoegd
  • jullie zouden hebben samengevoegd
  • zij zouden hebben samengevoegd

Imperativo presente

  • conglomera
  • vosotros conglomerad

Imperatief

  • jij voeg samen
  • jullie voegt samen